64 7 januari 1960. enz. Daarnaast zou overwogen kunnen worden of het niet wenselijk is uit de raad een subsidiecommissie te benoemen, die burgemeester en wethou- ders en de raad bij elke nieuwe subsidie-aanvraag, zowel verhoging, ver- laging of schrapping van een subsidie, van advies zou kunnen dienen. Ik zeg nu niet direct om het college niet kopschuw te maken, dat dit de financiële commissie zou moeten zijn, maar van de andere kant lijkt het mij toch dat ik in de geest van de voorzitter handel, die heeft gezegd, dat het er om gaat de raad in vele zaken inzicht te verschaffen. Mij dunkt dat het subsidiebeleid dan toch wel een van de eerste zaken is, waarbij de raad op meer voorlichting recht heeft. Ik mag U dan misschien ook een voorstel overhandigen, waarbij burgemeester en wethouders worden uit- genodigd tot hetgeen ik zo juist uitvoerig heb uiteengezet. Het verheugt mij, dat de heer Rutgers daarop eveneens tekende en ik hoop, dat hij be- reid is zijn handtekening ook na mijn woorden gestand te doen. Ik zou nog graag even willen ingaan op de vrijheid, die alle sprekers hier min of meer aan de orde hebben gesteld. Hoewel ik het gesprokene door de heer Verhoeven niet helemaal begrepen heb, heb ik van hem de indruk gekregen, dat het begrip vrijheid geënt is op de leer van de na- tuur en de bovennatuur van Thomas van Aquino. Maar als de heren nog eens een keer over vrijheid willen spreken dan lijkt het mij, dat we het er eerst over eens moeten worden over welke vrijheid we het zullen heb- ben. Volgens mijn idee jongleert men teveel met het begrip vrijheid. Men heeft het beurtelings over politieke vrijheid, geestelijke vrijheid, econo- mische vrijheid, persoonlijke vrijheid en onze geachte wethouder van Wijk heeft het tijdens de verkiezingen aangedurfd om in een groot artikel te spreken over evangelische vrijheid. Maar dan meen ik de heer van Wijk, en allen die het met hem eens zijn, toch te mogen aanraden om hierover eens de brief van de apostel Paulus aan de Galaten na te lezen, want dan zal hij ontdekken, dat men daarbij in geheel andere categorieën moet den- ken en dat men dat niet zonder meer op het politieke vlak kan overbrengen om juist de evangelische boodschap geen schade te doen. Het gesprokene door de heer Verhoeven vond ik na het eten wat ver- ward. Ik zou hem graag in overweging willen geven ik geloof dat dat ook nog een partijgenoot van hem is om het boek eens te lezen van Dr. Hoesel: ,,Zindelijk denken", dan zal hij wel tot de conclusie komen, dat men niet met dooddoeners en emotioneel geladen woorden mag komen om een tegenstander in de hoek te drukken, zoals de heer Verhoeven heeft gedaan. Dr. Hoesel spreekt over foutieve denkwijzen en oneerlijke discussiemethoden. De heer Verhoeven is alleen ernstig geworden toen het ging over het grapje over het jaartallenboekje en de P. v. d. A van 1946. De heer Verhoeven heeft er vanochtend ook over gesproken, dat de ge- meente zich zou moeten voelen als de verloren zoon. Ik wil helemaal niet profaan zijn, maar ik zou zeggen dat ons dan nog wat wacht, want dan wordt immers het gemeste kalf ter tafel gebracht. Ik heb veel meer de indruk gekregen, dat de heer Verhoeven heeft gesproken als de oudste zoon, die tegen de vader zegt: ,,Ik ben altijd bij U gebleven en gij hebt mij nooit een bokje gegeven om met mijn vrienden vrolijk te zijn". Want de heer Verhoeven zegt als het ware tegen het rijk: „Wij zijn als ge- meente zo zuinig geweest. Wij zijn eigenlijk altijd bij U tekort gekomen en gij hebt ons nooit enig soelaas gegeven om onze inwoners goed te doen". De heer Verhoeven heeft ook gesproken over de vrijheid op het terrein van de salarissen. Ik ben daar niet zo wild over. Ik heb ook niet de indruk, dat het nu zo plezierig gaat met de vrijere loonpolitiek. Ik ben ook niet zo voor de merit-rating. Ik geloof dat het dan meer op de weg van burge- meester en wethouders ligt om door een gezond promotiebeleid in de toe- komst het nodige te doen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1960 | | pagina 64