7 januari 1960.
75
Wanneer de meerderheid van de raad het college van burgemeester en
wethouders zou verzoeken deze enquête alsnog te doen houden, dan zou
haar fractie zich daarmede natuurlijk verenigen, maar zij zou zich pas van
ganser harte kunnen verheugen, wanneer het college zich ook bereid
verklaarde de eventuele consequenties van een dergelijk onderzoek in de
bovengenoemde zin te aanvaarden.
De heer Verhoeven zegt, dat, wanneer men op dit gebied een enquête
wil laten houden, hij dat niet zal tegenwerken. Maar als men die enquête
gaat houden tegen de door mevrouw Cohen ontwikkelde achtergrond, ter-
wijl een grote meerderheid van de raad zich reeds heeft uitgesproken dat
het stichten van een bejaardenhuis geen taak voor de gemeente is, dan
kan hij niet voor de motie stemmen. Hij zou alleen maar een aantal mensen
willen stimuleren, maar hij blijft volhouden, dat het particulier initiatief
aangewezen is om tot de stichting van een bejaardenhuis te komen. Of de
overheid daarbij hulp wil verlenen is een tweede punt. Zonder de toelichting
van mevrouw Cohen zou het voor hem al dubieus zijn geweest of hij voor
de motie zou stemmen, maar na haar toelichting kan hij het zeker niet
doen.
De Voorzitter zegt, dat dit volkomen het standpunt van burgemeester
en wethouders is.
Mevrouw Vriesendorp vindt het wel degelijk nodig, dat de gemeente
de bedoelde enquête laat houden. Zij ziet het wel als een taak van de
overheid om hierbij de helpende hand te bieden. Ook haar fractie voelt
echter niets voor de stichting van een gemeentelijk bejaardenhuis.
Mr. Kutgers zou het jammer vinden als nu door de toelichting van me-
vrouw Cohen, die inderdaad te ver gaat en die ideeën lanceert, welke door
hem niet ten volle worden gedeeld, deze motie zou stranden. Hij hoopt dat
de leden van de K.V.P. de zaak zo willen zien, dat sprekers fractie die
motie alleen steunt omdat de enquête in eerste instantie is toegezegd,
welke toezegging later weer is ingetrokken. Spreker vindt het weinig ele-
gant zoals het is gelopen. Hij is van mening, dat als men een toezegging
doet, deze moet worden gehandhaafd. Spreker vindt het wel belangrijk om
de uitslag van een te houden enquéte onder de bejaarden te weten. Hij
zegt helemaal niet, dat hij zich aan de uitslag van de enquête gebonden
acht. Hij is van mening, dat het minste wat de overheid kan doen is deze
enquête te houden. Spreker hoopt dat op grond van die enquête de par-
ticuliere initiatieven gemakkelijker kunnen worden ten uitvoer gelegd.
Het is dus zo, dat zijn fractie voor de motie van de P. v. d. A. zal stemmen
en dat zij zich verder losmaakt van hetgeen mevrouw Cohen naar aan-
leiding van die motie heeft gezegd.
De Voorzitter kan begrijpen, dat mevrouw Cöhen beoogt wat door
haar naar voren is gebracht. Burgemeester en wethouders kunnen echter
het door haar gesprokene niet als consequentie aanvaarden na het aanne-
men van de motie.
Wethouder Mr. van Wijk zegt, dat het standpunt van het college in deze
bekend is. Het is absoluut niet zo, dat aan het college niet bekend is dat
er een bejaardenvraagstuk bestaat zoals mevrouw Cohen ons wil toevoe-
gen, integendeel. Het eollege weet ook, dat er voor dit probleem een oplos-
sing moet komen. Maar het college meent, dat hier een natuurlijke op-
lossing voor moet komen, dat uit het maatschappelijk leven zelf de krach-
ten zullen moeten voortkomen om deze moeilijkheid op te vangen. Om nu
een enquête te houden zonder dat men iets weet omtrent de uitloop van
die enquête, dat lijkt spreker niet logisch. Wat wil men met de uitslag van
de enquête doen Als spreker al bij voorbaat van de andere fracties hoort,
dat het niet de taak van de gemeente is om een gemeentelijk bejaarden-