31 maart 1960
VERORDENING BETREFFENDE DE BESTRIJDING
VAN RATTEN EN MI IZE.N
De Raad der gemeente Heemstede;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 maart 1960;
EESLUIT:
vast te stellen de navolgende
VERORDENING BETREFFENDE DE BESTRIJDING
VAN RATTEN EN MUIZEN
Aritkel 1
1. De eigenaar of gebruiker van een onroerend goed, gelegen in één of
meer door burgemeester en wethouders aan te wijzen gedeelten der ge-
meente, îs verplicht ter voorkoming van schade door ratten en muizen
aan eigendommen of gezondheid overeenkomstig de door burgemeester
en wethouders gegeven nadere voorschriften:
a. verdelgingsmiddelen uit te leggen of te doen uitleggen en deze uit-
gelegd te houden;
b. vangmiddelen te plaatsen en in stand te houden;
c. voorzieningen aan of met betrekking tot het goed aan te brengen
fnde de aanwezigheid of het binnendringen van ratten en mui-
zen tegen te gaan;
d. eetbaar afval buiten gebouwen niet anders aanwezig te hebben dan
op voor ratten en muizen ontoegankelijke wijze.
2. De eigenaar of gebruiker van een onroerend goed die door burge-
meester en wethouders is aangeschreven binnen een' bepaalde termijn
een of moer der m het vorige lid onder a—d genoemde maatregelen te
nemen îs verplicht aan die aanschrijving te voldoen overeenkomstig de
aanwijzmgen bij de aanschrijving gegeven.
3. Het m de voorgaande leden bepaalde geldt mede ten aanzien van de
eigenaar, gebruiker of gezagvoerder van een schip, voor zover deze niet
reeds verplicht is de bestrijding of wering van ratten en muizen ter
hand te nemen of daaraan mede te werken ingevolge bij of krachtens
Wj uitgevaardigde of door de wet bekrachtigde voorschriften aan-
gaande de gezondheid in verband met het internationale verkeer.
Artikel 2
1. De în artikel 1 bedoelde personen zijn verplicht, voor zover hun goed of
schip betreft, de maatregelen te gedogen, welke burgemeester en wet-
houders ter voorkoming van schade door ratten en muizen aan eigen-
dommen of gezondheid hebben getroffen.
2. Het is de in het vorige lid bedoelde personen verboden enige handeling
ve,rnchten waardoor die maatregelen geheel of gedeeltelijk van hun
werkmg kunnen worden beroofd.
Artikel 3
verboden zonder daartoe bevoegd te zijn, uitgelegde verdelgings-
middelen of opgestelde vangmiddelen te verwijderen, te verplaatsen of voor
hun doel ongeschikt te maken, of enige andere handeling te verrichten,