28 april 1960 188 spreker hier vanmiddag ook zeggen, in het kader van de bezitsvorming, een zaak die vooral de K.V.P. ter harte gaat. Wordt er niet in de Pause- lijke encycliek „Rerum Novarum" voor gepleit, om door „het streven naar eigen bezit bij een zo groot mogelijk deel van het volk te bevorderen" het proletariërschap op te heffen Eigen bezit zou tot een voliedige ontplooiing van de menselijke persoonlijkheid leiden. Een waardevol iets in verband met 's mensen verantwoordelijkheid. Spreker vraagt zich af waarom deze persoonlijke bezitsvorming zo'n zwaar accent krijgt. Is het de remedie tegen alle kwalen en roarcheert men nu werkelijK onder ait vaandel naar een nieuwe betere maatschappij Zou het niet gewenst zijn het bevorderen van de spaarzin en het wijzen op de betekenis van gereserveerd geldbezit als een vrij nuchtere zaak te beschou- wen en van de bezitsvorming niet direct een ideoiogi te ontwerpen? Zijn fractie heeft tegen de spaarregeling voor het overheidspersoneel wel enkele bezwaren. Spreker denkt daarbij aan bevoogding voor zover het betreft de besteding van het geld, aan een grote administratieve romp- slomp, aan het feit, dat men wellicht toch van de rente die met het sparen wordt gekweekt, belasting moet betalen, zodat het wel zeer magertjes is wat men op deze wijze ontvangt. Van de andere kant is zijn fractie van mening, dat het toch een vrij simpele aangelegenheid is waarvoor nie- mand in de ambtelijke wereld warm loopt. Spreker heeft nog niemand ge- sproken, die verzuchtte: ,,Och, och, wanneer zal deze regeling nu toch ein- delijk komen Het is bekend, dat de P.v.d.A. in het algemeen meer voor bezitsspreiding dan voor bezitsvorming voelt. Heeft niet staatssecretaris Schmelzer onlangs op een vergadering van de r.-k. werkgevers gezegd, dat het belastbare particuliere vermogen in ons land, 30 miljard gulden bedragende, în handen is van 0,6 procent van de bevolking? Het bezit hoopt zich nog steeds op in handen van weinigen. De heer Hazenbosch zei hierover op 21 december 1959 in de Tweede Kamer: „Tot een princi- piële verkeerde ontwikkeling van de samenleving rekenen wij een ont- wikkeling, waarbij het vermogen zich ophoopt in handen van enkelen." De A.R. prof. de Gaay Portmann heeft er destijds op gewezen, dat het be- zit een dienende functie heeft. Wie moet hier niet denken aan de uitbrei- ding van het onderwijs met gelijke kansen voor ieder, ook, bij gebleken intelligentie, van het universitair onderwijs Een herverdeling van het particulier vermogen werd reeds gesteld op het Chr. Sociaal Congres van 1891. Het leek sprekers fractie goed, om aan dit agendapunt enkele algemene beschouwingen te wijden. Persoonlijk wil spreker er nog graag aan toe- voegen, dat het hem een raaasei is, dat de bezitsvorming zo dikwijls naar voren wordt geschoven a,s een schibboleth van een waarlijk chr. soc. po- litiek. AIs er één ding is, dat als een rode draad door de Bijbel loopt, dan is het wel de waarschuwing voor de gevaren welke de mens door het vor- men van bezit bedreigen. De Profeten hieven hiertegen reeds de vinger op en in het Nieuwe Testament krijgt deze waarschuwing een nog veel zwaar- der accent. Bezitsvorming klinkt dan ook eerder burgerlijk-materialistisch dan Bijbels. In het georganiseerd overleg is van de zijde van alle organisaties opge- merkt, en de wethouder kon het daarmee eens zijn, dat de regeling gezien moet worden als een voorlopige. Wat sprekers fractie betreft, zij had lie- ver een verruiming van de bestedingsobjecten gezien. In de tweede plaats is zijn fractie een voorstandster van een sterker gedifferentieerde premie in die zin, dat de laagstbezoldigden naar verhouding een hogere spaarpre- mie zullen ontvangen. Naarmate de bezoldiging stijgt, zal de premie bij dit systeem geleidelijk afnemen. Burgemeester en wethouders van Rotter- dam zijn met een dergelijk voorstel bij ds raad gekomen. Het is nu reeds bekend, dat in een aantal gemeenten in de Zaanstreek, waar de regeling al enige tijd werkt, vrijwel geen weekloners aan de spaarregeling deelne-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1960 | | pagina 11