28 april 1960 190 toekomst zal wel blijken in hoever hier verfijnd zal moeten worden en bijgeschaafd. Maar de zaken staan wel zo, dat moet worden aangenomen, dat van de zijde van de rijksregering op dit moment niet zo vreselijk veel varianten zullen worden toegeiaten. Spreker kan zich dat wel voorstellen want als de ene gemeente het zus gaat doen en de andere zo, dan wordt het een warboel. Wat de opmerking van de heer Pliester betreft zegt spreker, dat deze regeling allerminst het streven naar waardevast geld in de weg staat, integendeel. Waarom is het geld zo weinig waardevast? Spreker gelooft dat dit voor een groot deel in de consumptieve sfeer zit. De betalingsba- lans wordt beter wanneer de gelden niet besteed worden voor goederen die niet altijd even nuttig zijn. Wanneer het geld niet besteed wordt aan im- portgoederen, zal dus de gulden vaster worden en dus de handels- en beta- lingsbalans gunstiger. Spreker meent zelfs, dat de spaarregeling de waar- devastheid van het geld kan helpen bevorderen. In elk geval zal niet met klem of met reden kunnen worden betoogd, dat deze regeling ooit de waar- devastheid van het geld in de weg staat, integendeel, sparen zal altijd de waardevastheid van de gulden bevorderen. Er is gevraagd wat de spaarregeling de gemeente kan kosten. Het kan de gemeente 15.000,-- kosten in het geval dat iedereen het maximum spaart dat mogelijk is. Spreker gelooft dicht bij de waarheid te zitten wanneer hij meent, dat het de gemeente f 3000,— 4000,— zal kosten en dat het voorlopig niet meer zal zijn dan dit bedrag. De heer Verkouw heeft in het georganiseerd overleg al gezegd, dat hij niet zo enthousiast over deze regeling is. Toch, als spreker zo zijn woorden beluistert, moest hij wel iets enthousiaster zijn, want hij heeft betoogd, dat 30 miljard gulden in handen is van weinigen. Spreker zou zeggen, dat deze regeling helpt bevorderen, dat die kleine groep zich uitbreidt'. De heer Verkouw heeft het enigszins kritisch gezegd, hetgeen spreker zich kan voorstellen. Niet zo erg veel mensen zullen er enthousiast over zijn dat weinigen zoveel aan zich hebben getrokken. Spreker is het in dit geval volkomen met prof. de Gaay Fortmann eens, die zegt, dat bezit verplicht. Bezit is niet alleen een gevaar, bezit is net als adel, het verplicht. De mens is niet meer dan rentmeester van zijn geld en hij zal er een keer verantwoording over moeten afleggen. De heer Verkouw zegt, dat bezit onbijbels is, maar als spreker leest dat Job na al zijn bezoekingen 7 maal meer kreeg toegevoegd dan hij voordien had, dan kan men moeilijk vol- houden dat bezit onbijbels is. Jacob werd gezegend met aardse goederen en het was een zegen. Bezit kan inderdaad een zegen zijn, maar het eist veel van de mens. Spreker gelooft niet, dat men de zaak zo mag stellen dat bezit alleen maar iets naars, iets akeligs, iets maatschappelijk onge- regelds, iets verkeerds is. Het brengt de mens tot grote verplichtingen maar het moet gezien blijven als een zegen op zichzelf, die voor verant- woordelijkheden stelt. Met betrekking tot de bestedingsmogelijkheden zal er in de toekomst nog wel wat te schaven zijn. Dat zal ongetwijfeld de eerstkomende jaren ook wel gebeuren. Thans gaan we met deze regeling van start en we zul- len wel zien hoe een en ander zich ontwikkelt. De overige betogen lagen wat algemener op het terrein van de economie, altijd een heel moeilijk terrein. Er zijn moderne economen die zeggen, dat het geld rustig allemaal besteed moet worden omdat men dan de h'oog- conjunctuur in stand houdt; anderen zeggen dat men dat niet moet doen omdat het een tijd is voor reservering. Spreker kan er niet over oordelen, het college ook niet. Dergelijke algemene beschouwingen zijn wel hoogst interessant, maar daar behoeven wij geen uitspraak over te doen. Spreker hoopt, dat de raad met de spaarregeling akkoord zal kunnen gaan en dat het een gelukkige start zal worden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1960 | | pagina 13