201
28 april 1960
nodig voor de oliestookverwarming. Er komen alleen nieuwe kachels.
Tevens is bedongen, dat de oude kachels eigendom worden van de installa-
teur, die dit berekend heeft in zijn offerte.
Het ontwerp-besluit wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
vastgesteld.
XXIV. VERKOOP GROND VAN HET INDUSTRIETERREIN
AAN DE CLOOSTERWEG.
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
79. Verkoop grond van industrieterrein aan de Cloosterweg.
De Voorzitter deelt mede, dat de commissie voor het grondbedrijf zich
hiermede kan verenigen.
Mr. Pliester zegt, dat het wel wat eufemistisch is uitgedrukt, als de
secretaris van de commissie voor het grondbedrijf mededeelt, dat de com-
missie zich geheel met dit voorstel kan verenigen. Er waren n.l. in de
commissie nogal bedenkingen tegen dat o.a. niet vaststaat wie de Heem-
steedse huurder zal zijn, hetgeen de bouwer zeker al bekend moet zijn,
omdat men niet z6 maar een bedrijfsruimte bouwt; dat het niet de opzet
schijnt te zijn om zonder meer dat Heemsteedse bedrijf eigenaar van het
gebouw te maken; dat een huurtermijn van 5 jaar wel wat kort was en
dat het gehele voorstel een mogelijkheid schept om de bouwer uiteindelijk
het voordeel van een civiele prijs van de grond te doen genieten en niet
degene die het bedrijf gaat uitoefenen.
Spreker heeft zich daarbij in de commissie neergelegd, maar hij zou
toch erg graag willen dat er geen precedent werd geschapen. Artikel 17
van het voorlopig koopcontract biedt geen voldoende waarborg, dat de
eventuele winst op de grond aan de werkelijke gebruiker ten goede za!
komen, maar het schept de mogelijkheid, dat zij aan de bouwer ten goede
komt en dat is toch niet de bedoeling. Spreker heeft bij de behandeling
van de begroting al gezegd, dat het tot allerlei complicaties aanleiding
geeft, wanneer men zich niet voldoende houdt aan een objectieve handeis-
waarde van de grond. Spreker behoudt zich een volgende keer nadruk-
kelijk voor om dan met een dergelijk voorstel niet akkoord te gaan.
De heer Zegwaart zegt, dat men heeft geprobeerd hem wijs te maken
dat het hier ging om een perceel bouwterrein, waarop al een gebouw
staat. Spreker is wel bereid veel te geloven, maar dit geloofde hij niet.
Voor alle zekerheid vraagt hij of hier sprake is van het terrein dat ligt
tussen het bedrijf van Blom en van de aannemersfirma van Van den
Putten.
De heer Verkouw wil zich aansluiten bij het betoog van de heer Pliester.
Hij meent dat de heer Schuitenmaker in de commissie voor het grond-
bedrijf al heeft gezegd, dat dit voorstel met pijn is geboren. De rent-
meester heeft ons eigenlijk stilletjes over de drempel heen geholpen maar
het is niet van harte gegaan. Spreker ziet dit voorstel als een precedent.
Hij zal er nu niet op terugkomen maar een volgende keer zal hij zich in
de commissie voor het grondbedrijf beslist tegen een dergelijk voorstei
verklaren.
Weth. van Lent antwoordt, dat in de commissie voor het grondbedrijf
deze bezwaren inderdaad kenbaar zijn gemaakt. De zaak is zo, dat de
reflectant naar dit bouwterrein het wil kopen omdat hij benaderd is door
mensen, die daar graag een bedrijf zouden willen stichten, maar daar
financieel niet toe in staat zijn. De adspirant-koper zou bereid zijn, na de
bouw van een bedrijfspand, dit te verhuren. De mogelijkheid dat op deze