203
28 april 1960
XXVI. DEELNEMING IN AANDELENKAPITAAL N.V. BANK VOOR
NEDERLANDSCHE GEMEENTEN
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
81. Uitgifte van aandelen N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten.
De Voorzïtter deelt mede, dat de commissie voor de financiën zich hier-
mede kan verenigen.
Mr. Pliester zegt, dat hij, wanneer hij het voor en tegen van dit voor-
stel afweegt, burgemeester en wethouders toch niet zal kunnen volgen.
Tegenover de toelichting van burgemeester en wethouders zou spreker
willen stellen, dat tereeht in de financiële wereld met klem wordt aange-
drongen op een vergroting van het kapitaal van de Bank voor Neder-
landsche Gemeenten. De financiële wereld weet maar al te goed, dat van
geen enkele debiteur de nederlandse gemeenten en de nederlandse staat
ingesloten gezegd kan worden, dat hij ten alle tijde zijn verplichtingen
zal nakomen. Een bank die zeer grote obligatieleningen als verplichting
heeft, dient dus ook met grote reserves en eigen kapitaal extra risicodek-
king te geven. Nu was Leiden in last. Zou op de gewone vrije markt een
bedrag van 90 miljoen aan aandelen geplaatst moeten worden, dan zou
dat niet mogelijk zijn. Het rendement der aandelen is matig en wil men
de gemeenten niet veel zwaarder lasten opleggen door meer commissie
voor de leningen te vragen, dan is de winst absoluut onvoidoende om op
een kapitaal van f 100.000.000,een behoorlijk dividend te geven. Om
het dividend te kunnen handhaven moest men dus grijpen naar het mid-
del van een verplichte storting op de aandelen van 10 maar uiteraard
met de verpiichting om te gelegener of ongelegener tijd 90% bij te storten.
Zo'n aandelenuitgifte met een dergelijk onvolgestort kapitaal bij een di-
vidend van 7 tegen pari zou eerst recht onmogelijk op de vrije markt
zijn te plaatsen. Een belegger zou dit niet nemen. Als belegging is deze
uitgifte dus bepaald niet goed en dat vindt spreker een belangrijk punt.
Bijvoorbeeld veel slechter dan de emissie Hoogovens, waaraan de minister
van financiën niet heeft willen meedoen.
Is er nu een bepaald meer dringend gemeentebelang, dat recht-
vaardigt om een verplichting van 171.000,op ons te nemen? Burge-
meester en wethouders antwoorden bevestigend omdat het nu eenmaal
niet wel mogelijk is, bij de rentepolitiek zoals het rijk die voert en bij
het toezicht op de leningen der gemeenten, anders dan bij deze bank te
lenen. Zijn wij voor 2 ton aandeelhouder, dan zal de wethouder van finan-
ciën steeds vlot bediend blijven. Dit is natuurlijk prettig voor hem, maar
naar sprekers mening is het niet van voldoende belang om daarvoor een
verplichting van f 171.000,aan te gaan. Wij zijn al aandeelhouder.
A1 kan spreker de leningspolitiek van de regering met haar toezicht op
de rente wel waarderen, zeker in de tegenwoordige tijd, zonder leningen kan
het rijk de gemeenten toch niet laten zitten. Het rijk kan dat ook nog
op andere wijze reguleren. De weg van leningen via de Bank voor Neder-
landsche Gemeenten maakt leningen voor een gemeente als de onze b.v.,
bepaald duurder. De geldgever zou evenzeer geneigd zijn Heemstede voor
4%% tegen 100% te lenen als die bank. Nu betalen wij commissie aan de
bank. Om voor de thans gekozen omweg der regulering door het rijk nu
ook nog een extra verplichting van f 171.000,aan te gaan, lijkt spreker
voor onze gemeente te ver gaan.
Als wij leningen nodig zullen hebben, zullen die er toch komen, ook als
wij niet met deze uitgifte meedoen. De Bank voor Nederlandsche Ge-
meenten is destijds opgericht opdat de kleinere gemeenten dan beter en
tegen niet te hoge rente aan bod zouden komen. Daarom heeft de ge-
meente in het aandelenkapitaal der bank deelgenomen. Dit aantrekkelijk