205 28 april 1960 ten over vaste financieringsmiddelen beschikken en bovendien de stand van de arbeidsmarkt dit toelaat. Heemstede heeft in de afgelopen jaren her- haalde malen een beroep op de Bank voor Nederlandsche Gemeenten ge- daan en dit niet tevergeefs. Er is dan ook alle reden om aan de uitbreiding van het maatschappelijk kapitaal mede te werken. Niet alleen, zoals de wethouder van financiën in de financiële commissie heeft gezegd, om tactische redenen, maar spreker zou zeggen, meer van harte. Het is van- zelfsprekend niet aan de bank om vast te stellen wanneer het tijdstip daar is, om weer tot een systeem terug te keren, waarin de vraag van de ge- meenten naar leenkapitaal niet meer gecentraliseerd wordt. Zolang dit nlet is geschied, is het volgens het jaarverslag van de bank over 1958 in hoge mate wenselijk, dat het inhaalproces als een belang van hoge orde wordt gezien. Wethouder Corver antwoordt, dat deze zaak inderdaad in de financiële commissie vrij uitvoerig is besproken. Ook daar heeft de heer Pliester zijn bezwaren tegen deze gang van zaken al kenbaar gemaakt. Spreker ge- looft, dat de zekerheden voor de Bank voor Nederlandsche Gemeenten eigenlijk al voldoende waren en dat de vergroting van het aandelenkapi- taal daarom niet zo verschrikkelijk noodzakelijk was. Dit was de reden dat spreker heeft gesteld. dat hij niet zo erg enthousiast over deze ver- groting van het aandelenkapitaal was. Aan de andere kant is het natuur- lijk zo, dat de regering op het ogenblik nog niet wenst af te zien van het in de hand houden van de bestedingen van de verschillende gemeenten. Zij verplicht daarom de gemeenten geld te lenen van de Bank voor Neder- landsche Gemeenten. Dit is een kwestie van landspolitiek. We kunnen daar bezwaren tegen hebben of niet, maar spreker gelooft, dat het weinig zin heeft om in de raad te bespreken om daar protest tegen aan te tekenen. Spreker is van mening, dat het wel verstandig is, dat men op het ogenblik de kredietverlening aan de gemeenten nog terdege bewaakt omdat men anders weer heel snel in de bekende impasse zou komen te zitten. De heer Pliester heeft gezegd, dat hij wel waardering had voor de cen- trale financiering van de regering, maar niet voor de wijze waarop nu het aandelenkapitaal wordt verhoogd en voor het feit dat de gemeente daar- aan haar deel moet bijdragen. Spreker staat op het standpunt, dat, nu de gemeente reeds aandeelhouder van deze bank is en in de aandeelhou- dersvergadering geen bezwaar heeft gemaakt tegen het vergroten van het aandelenkapitaal, het moeilijk is om te zeggen, dat wij geen nieuwe aan- delen willen hebben. Dat zou Heemstede in een bijzonder onplezierige uit- zonderingspositie plaatsen. Nu kan de heer Pliester wel zeggen, dat het erg prettig voor de wethouder van financiën is wanneer hij op een aan- gename manier geld kan krijgen, maar daar gaat het helemaal niet om. Het is zo, dat, als wij deze wonderlijke uitzonderingspositie zouden gaan innemen en wij zouden dan daarna bij de Bank voor Nederlandsche Ge- meenten aankloppen om voor de grote projecten die in de toekomst nog moeten worden tot stand gebracht geld te lenen, de bank waarschijnlijk niet genegen zou zijn om dit te doen. Indertijd hebben wij deelgenomen in het aandelenkapitaal en het zou niet consequent zijn indien de gemeente dit nu zou weigeren. Spreker is het dus tot op zekere hoogte wel met de heer Verkouw eens, dat wij aan het vervullen van de wens van de Bank voor Nederandsche Gemeenten niet kunnen ontkomen. Spreker moet dus adviseren dit voorstel te aanvaarden. De heer Verhoeven staat tegenover deze zaak hetzelfde als de wethou- der. Spreker heeft niet zo'n vreselijk grote bewondering voor de wijze waarop bij voorgaande gelegenheden de Bank voor Nederlandsche Ge- meenten de door haar ontvangen leningen heeft doorgegeven. Er is, in de vorige zittingsperiode van de raad, haast sprake geweest van een belofte- breuk van de zijde van de bank. Daarom voelt spreker niet zoveel sym-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1960 | | pagina 28