28 april 1960 184 lijk is om direct een verslag op te maken en dat in afschrift gereed te hebben. Het niet-voldoen aan de letter van deze bepaling geeft herhaalde- lijk aanleiding tot moeilijkheden, die dan voor het ambtenarengerecht aan- leiding zijn om het ontslag-besluit nietig te verklaren. Spreker vraagt zich daarom af, of het niet verstandig zou zijn om achter het woordje ,,aan- stonds" in te voegen „of althans binnen 48 uur". De Voorzitter gelooft dat de heer Rutgers zich vergist. Er staat n.l. dat er aanstonds een verslag moet worden opgemaakt, maar dit verslag be- hoeft niet aanstonds in afschrift te worden uitgereikt. Dit afschrift kan dus later aan de ambtenaar worden uitgereikt. Het lijkt spreker dat de vrees van de heer Rutgers ongegrond is. Mr. Rutgers vindt het heel moeilijk om direct een verslag op te maken van al het gesprokene. De heer Verhoeven zegt dat dergelijke gevallen in de praktijk veelvuldig voorkomen. Men kan b.v. bezoek krijgen van ambtenaren van de fiscale recherche, die iets willen weten omtrent een werknemer. Van het gespro- kene wordt door de tweede ambtenaar direct een verslag opgemaakt, dat na voorlezing wordt getekend. Hiervan wordt of met carbon een afsc'hrift gemaakt of men krijgt later een afschrift toegezonden, hetgeen dan nog wel eens even kan duren. De Voorzitter wijst er op, dat bij de politie van het verhoor van een ver- dachte een resumé wordt gemaakt, dat de belanghebbende wordt voorge- lezen, waarna wordt gevraagd of hij bereid is dat te tekenen. Mr. Pliester zou zich graag bij het betoog van de heer Rutgers over de artikelen 7 en 107 in principe willen aansluiten. In artikel 7 zit een zekere waarborg dat een voordracht van 2 personen wordt opgemaakt in het feit, dat de commissie van bijstand moet worden gehoord. Spreker vraagt zich af of ,,zo mogelijk" niet beter kan worden vervangen door ,,zoveel mogelijk". Ten aanzien van artikel 107 merkt spreker op, dat er tegen misbruik van deze bevoegdheid een zekere waarborg zit in het feit, dat er „bijzon- dere gevallen" moeten zijn waarbij van de leeftijd van 65 jaar kan wor- den afgeweken bij het verlenen van ontslag. Maar spreker vraagt zich af of het goed is dat de beoordeling daarvan binnen de ambtelijke sfeer blijft, omdat dan bij de toepassing van dit artikel een geest van ,,welwillend- heid" voor de betrokkene kan gaan meespelen. In zoverre zou hij zich wel bij de bezwaren van de heer Rutgers willen aansluiten. Spreker wil nog zijn waardering uitspreken dat burgemeester en wet- houders met dit reglement zijn gekomen en voor de wijze waarop de wet- houder dit heeft voorbereid. De heer Zegwaart zegt, naar aanleiding van het gesprokene over artikel 96, lid 2, dat hij persoonlijk nog al eens ambtenaren heeft moeten bij- staan, die ter verantwoording werden geroepen. Hij heeft echter daarbij nimmer de moeilijkheden, die door de heer Rutgers worden gevreesd, on- dervonden. Weth. Mr. van Wijk zegt, dat de ratio van het bepaalde in artikel 7, lid 2 hierin ligt, dat het college niet altijd wil komen met 2 candidaten voor een bepaalde functie terwijl er eigenlijk geen goede tweede is en de- ze als een soort schertsfiguur op de voordracht wordt geplaatst, omdat er bepaald 2 moeten zijn. Wanneer 2 candidaten worden voorgedragen, dan moeten beiden acceptabel zijn. Het kan echter gebeuren, dat men geen goede tweede candidaat kan vinden, terwijl men iemand heeft die zeer acceptabel is. Zou men dan moeten wachten met de benoeming tot een goede tweede candidaat is gevonden dan zou de vervulling van de vaca- ture lang worden opgehouden. Het college is van mening, dat men hierin

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1960 | | pagina 7