,-<V
111
2e Afd.
25 augustus 1960.
1 ^et bePaalde in artikel 4 zal hebben voldaan, zal zii
a n geldgeefster betalen, als boete, een bedrag gelijk aan viif ten hon-
per Jaar van het achterstailige bedrag over de tijd der nalatigheid.
Artikel 6.
Het onafgeloste deel van het bedrag der lening is, met de rente en de
kosten, onmiddellijk opeisbaar, bij niet-nakoming door geldneemster van
een of meer der n deze akte vermeide bepalingen of alngegane verbta
temssen tenzij geldneemster, na door geldgeefster aan haar verplichtingen
te zijn hermnerd, aisnog binnen veertien dagen na ontvangst dier herinle-
rmg het verschuldigde, vermeerderd met de boete, voldoet en/of haar overi-
ge verplichtingen alsnog nakomt.
Geldneemster zal in gebreke zijn door het enkele feit van het voorval-
J™dVa" |et..ln.het ^01"^ hd bedoelde geval van onmiddellijke opeisbaar-
sof Z1J blJ bevel of andere soortgelijke akte ware in gebreke gesteld.
Artikel 7.
De belastingen, welke van rente der lening geheven mochten worden
komen ten laste van gfeldneemster.
Artikel 8.
Ste? en refhten van deze akte. van de schuldbekentenis en van
welke geldgeefster mocht nemen tot behoud of ter uitoe-
fening harer uit deze overeenkomst voortvioeiende rechten, zijn voor reke-
nmg van geldneemste_p.
Gedaan ter openbare raadsvergadering van 25 augustus 1960.
De secretaris.