la
4e afd.
27 januari 1961
de Christelijke Oratoriumvereniging 1320,
het Katholiek Gemengd Koor 415,
no's 61 en 62 De Algemene Bond voor Ouden van Dagen telt 298 leden.
De contributie bedraagt per lid per jaar 2,52. Echtparen be-
talen 3,72 per jaar. Totaal wordt per jaar aan contributie
ontvangen /638,76.
De r.-k. Bond voor Bejaarden en Gepensioneerden telt 164
leden. De contributie bedraagt per lid per jaar 3,Echt-
paren betalen 4,80 per jaar. Totaal wordt per jaar aan con-
tributie ontvangen 432,
Beide bonden ontvingen tot nu toe 200,aan subsidie.
Ook hier geldt, dat het toekennen van gelijke bedragen, gezien
het aanmerkelijk verschil in ledental, niet tot een billijke wijze
van subsidiëren leidt.
Het aantal leden van beide bonden bedraagt gezamenlijk
462, het totaal beschikbaar gestelde subsidie 400,zodat
ook hier een bedrag van 0,85 per lid is toegekend. De ver-
deling had evenwel moeten zijnAlgemene Bond 298 x 0,85
is 253,30, r.-k. Bond 164 x 0,85 is 139,40.
Bij deze wijze van subsidiëren wordt echter geen rekening
gehouden met het bedrag, dat door de leden aan contributie
betaald moet worden. Om ook dit tot uitdrukking te laten
komen zouden wij in de volgende jaren de subsidie willen vast-
stellen op een bedrag, gelijk aaii 30 van de contributies tot
een maximum van het nadelig saldo.
Ook hier zouden wij in 1961 100 in 1962 75 en in 1963
50 van het oude subsidiebedrag willen garanderen.
De toe te kennen subsidie, volgens deze norm berekend, be-
draagt over 1961 voor:
de Algemene Bond
30 van 638,76 is 191,63 of krachtens
de overgangsbepaling 200,
de r.-k. Bond
30 van 432,is 129,60 of krachtens
de overgangsbepaling 200,
no's 63 en 64 De beide plaatselijke muziekverenigingen hebben tot nu toe
een jaarlijkse subsidie ontvangen van 600,elk.
Een verhoging van dit bedrag wordt gevraagd, omdat in
verband met het voornemen meer jeugdleden aan te trekken,
een aantal instrumenten moet worden aangeschaft. Beide ver-
enigingen hebben blijkens de rekening 1959 in dat jaar een
gering voordelig exploitatie-saldo geboekt. Met de jaarlijkse
subsidie schijnt men dus wel uit te komen. De vraag is nu of
de gemeente de uitbreiding van het instrumenten-bezit moet
subsidiëren. Naar onze mening zullen de verenigingen in de
eerste plaats zelf moeten trachten tot vermeerdering van in-
komsten te komen.
Afgezien hiervan heeft de gemeente belang bij een zo groot
mogelijke spreiding van dit culturele werk. Öm de leden-