1
2e afd.
27 januari 1961.
2
groting 1961 behoefden dan ook niet meer te worden geraamd de aan de
schoolgemeenten verschuldigde wettelijke bijdragen voor dit onderwijs.
In verband met het vervallen van deze bijdrage wordt echter een korting
toegepast op de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Wij zijn er
voorts van uitgegaan, dat ook de krachtens Uw besîuit van 1 juli 1954 I
no. 4/63 aan Haarlem toekomende vrijwillige bijdragen niet meer betaald
zullen behoeven te worden nu de Haarlemse scholen onder de nieuwe rijks-
subsidieregeling zullen vallen. Deze vrijwillige bijdragen werden in de pri-
mitieve begroting voor 1960 nog geraamd op f143.000,voor het middel-
baar onderwijs en op f 29.000,— voor het voorbereidend hoger onderwijs.
Een tweede factor, welke van eminent belang kan worden voor de bud-
getaire positie onzer gemeente nl. de nieuwe regeling voor de financiële
verhouding tussen het rijk en de gemeenten kon helaas nog geen rol
spelen bij het samenstellen dezer begroting. Op het moment, dat wij dit
schrijven heeft het terzake door de regering ingediende wetsontwerp het
nog niet tot een openbare behandeling in de Staten-Generaal kunnen bren-
gen In een circulaire van 5 oktober 1960 heeft de Minister van Binnen-
landse Zaken aangegeven, welke bedragen als uitkering uit het gemeente-
fonds in de begroting voor het jaar 1961 kunnen worden geraamd. Deze
bedragen zijn uiteraard nog afgestemd op de oude regeling.
Nu evenwel in redelijkheid mag worden verwacht, dat het wetsontwerp,
zoals dit ter gelegenheid van de indiening der memorie van antwoord op
28 juli 1960 werd gewijzigd, zonder te grote veranderingen het staatsblad
zal bereiken, menen wij Uw College een overzicht van de financiële ge-
volgen daarvan voor onze gemeente niet te mogen onthouden. Bij deze
memorie van antwoord zijn nl. de nodige gegevens verstrekt aan de hand
waarvan het mogelijk was een vooriopige berekening te maken van deze
gevolgen. De hieronder vermelde cijfers hebben betrekking op het jaar
1960.
De gemeente zal op grond van de nieuwe wet de navolgende uitkeringen
over dat jaar ontvangen:
I. Uitkering lager onderwijs
a. 1. vergoeding in de kapitaalslasten
voortvloeiende uit de stichting en
inrichting van schoolgebouwen,
afhankelijk van het bouwjaar van
het schoolgebouw en het aantal
verplichte leerkrachten
2. vergoeding in de kosten van on-
derhoud, verlichting, verwarming
en schoonhouden van schoolge-
bouwen, afhankelijk van het aan-
tal leerkrachten
3. een bedrag per leerling voor on-
derhoud enz. van schoolmeubelen
en ieermiddelen en alle andere
uitgaven ten behoeve van het
onderwijs
4. een bedrag per in gebruik zijnd
gymnastieklokaal, afhankelijk
van de grootte en het bouwjaar
der lokalen
transporteren
f 141.700,—
147.500,—
157.000,—
32.000
f 478.200,