20
4e afd.
27 januari 1961.
d. de toegangsweg is te smal en maakt bovendien een bocht; daardoor
ontstaat gevaar voor die bewoners die een recht van voetpad over de
toegangsweg hebben en voor kleine kinderen die in het pad spelen, als-
mede gevaar voor schade aan hekken van aangrenzende tuinen, waar-
van de daders veelal onbekend zullen blijven
e. er is geen behoefte aan garages: in de omgeving zijn nog andere ga-
ragecomplexen, waarvan nog niet alle garages zijn verhuurd.
Ten aanzien van deze bezwaren merken wij het navolgende op:
1. De aanwezigheid van stallingsruimte in een woonbuurt is op zichzelf
zeker geen waardeverminderende factor. Alleen door hinderlijk lawaai
en een veelvuldig heen en weer rijden kan ongemak voor omwonenden
ontstaan; de ervaring met garagecomplexen als het onderhavige heeft
geleerd dat 's morgens vroeg de auto's worden opgehaald en 's avonds
weer worden gestald (zie bezwaren sub a en b)
2. Noch de aanwezigheid van de geprojecteerde stenen garage's noch de
stallling van auto's daarin kan naar onze mening een onverantwoorde
vergroting van de mogelijkheid van brand in de schilderswerkplaats
betekenen (zie bezwaren sub c);
3. Aangezien op het toegangspad niet hard kan worden gereden en over-
dag weinig auto's zullen passeren, is van gevaar voor voetgangers en
spelende kinderen nauwelijks te spreken. Gevaar voor schaderijdingen
aan hekken is niet uitgesloten. Nog afgezien van het feit dat zich in
de tijd van 1% jaar, waarin dagelijks twee auto's van de toegangsweg
gebruik maken, geen schadegevallen hebben voorgedaan, achten wij dit
risico niet van die aard dat het algemeen belang van de garages daar-
voor moet wijken (zie bezwaren sub d)
4. Het argument dat geen behoefte aan de garages bestaat, kan niet als
bezwaar gelden. Indien de garages immers niet verhuurd zouden wor-
den, kunnen zij voor niemand bezwaren opleveren. Het plan schept
alleen de mogelijkheid van garagebouw; in hoeverre de eigenaar van
het terrein reeds terstond de toegestane bouw wil realiseren zal van
zijn eigen inzichten afhangen. Overigens zegt het feit dat in de omge-
ving niet alle garages verhuurd zijn niets t.a.v. een eventuele behoefte
aan garages op deze plaats (zie bezwaar sub e).
Op grond van bovenstaande overwegingen stellen wij U voor, met niet-
ontvankelijk verklaring van de heer W. A. M. Blom en met ongegrond ver-
klaring van de door de andere adressanten ingediende bezwaarschriften,
tot wijziging van het uitbreidingsplan XXXVIII te besluiten overeenkom-
stig bijgevoegd ontwerp-besluit.
De tekeningen en de ingekomen bezwaarschriften liggen ten raadhuize
voor U ter inzage.
Heemstede, 18 januari 1961.
Burgemeester en wethouders van Heemstede,
A. G. A. van Rappard.
De secretaris,
A. van Wingerde.