25 mei 1961
213
van Wijk heeft daarop geantwoord,,Laten we echter over de hele linie
met toepassing- van een uitsterfsysteem de muntmeters afschaffen en ze
alleen houden voor de moeilijke gevallen." Nu kan men natuurlijk ook zeg-
gen of denken, dat de elektriciteitsmeters daar ook onder begrepen zijn,
maar er is in het raadsstuk noch in de raadsvergadering waarin het aan de
orde is geweest, gesproken althans niet door spreker over het ophef-
fen van de elektriciteitsmwwtmeters. Hetgeen in de brief van de directeur
van de bedrijven staat is dan ook volkomen in strijd met het raadsbesluit
van 27 januari 1961.
Het lijkt spreker goed, dat burgemeester en wethouders en de raad het
volgende weten. Toen de huizen ten oosten van de Glipper Dreef ongeveer
hun voltooiïng naderden en daarvoor bewoners waren aangewezen, waren
er een aantal mensen die op grond van de gas-, duinwater- en elektrici-
teitsverordening om een muntinstallatie hebben gevraagd. Dat was dus in
1957/58. Toen werd de aanvragers al te kennen gegeven, dat dit niet meer
gebeurde. Spreker vraagt of het college daarvan wist? Als men de notulen
van de vergadering van 27 januari 1961 nog verder doorleest, dan zal men
ook zien, dat spreker heeft gezegd, dat hij geloofde te mogen zeggen, dat
het college zowel als de raad van goede wil zijn, maar dat het schijnbaar
niet mogelijk is om het eigenmachtige optreden van bedrijfsdirecties tegen
te gaan. Als dat zo is zou spreker de gehele raad willen aanraden om lid
te worden van de Vereniging tot bestrijding van de ambtelijke willekeur.
Het is toch eigenlijk indroevig wat hier gebeurt.
Wethouder Corver: „Dat moet nog blijken."
De heer Zegwaart vervolgt, dat hij aan personeel van de bedrijven heeft
gevraagd of zij opdracht hadden om aan de betrokkenen te vragen of zij
bezwaar hebben tegen het weghalen van de muntmeters. Deze mensen
hadden, ook na de laatste bespreking in de commissie van de bedrijven,
daartoe geen opdracht. Dat vindt spreker nu juist zo beroerd, want anders
was er misschien door hem geen woord over deze zaak meer gesproken.
Hij komt op deze zaak terug omdat hij van mening is, dat er in strijd ge-
handeld wordt met een raadsbesluit. Spreker neemt aan, dat de raadsleden
die toen niet voor het houden van een enquête voelden, het er wêl mee
eens zullen zijn, dat een raadsbesluit correct moet worden uitgevoerd en
dat men daar niet wat anders onder mag schuiven.
Wethouder van Wijk zegt, dat het zich laat denken, dat hij enigszins
overvallen is door de vragen en opmerkingen van de heer Zegwaart. In de
commissie van de bedrijven is hierover inderdaad al een keer gesproken,
zodat het spreker wel mogelijk zal zijn te antwoorden.
De zaak is naar sprekers mening helemaal niet zo indroevig en zelfs niet
zo droevig als de heer Zegwaart die voorstelt, want uit de inlichtingen die
spreker hierover van de directie van de bedrijven heeft ontvangen blijkt,
dat waar men komt om de meters te veranderen, men blij is dat dit ge-
beurt.
In dit geval dient in de eerste plaats te worden nagegaan wat door de
raad is besloten. Het raadsbesluit spreekt van: „het afschaffen van de
muntinstallaties zoals in het voorstel is vervat." Spreker herinnert zich
nog uit de debatten van de begrotingsraad, dat veelal het woord muntgas-
installatie is gebruikt hetzij doordat sommige raadsleden zich niet gereali-
seerd hebben dat er ook voor elektriciteit muntinstallaties bestonden hetzij
dat men dit woord kortheidshalve gebruikte, maar bij spreker heeft altijd
voor de geest gestaan dat het ging over muntinstallaties over de hele linie.
Het maakt trouwens ook weinig uit, want het ging over het principe of men
nog langer moest doorgaan met de muntinstallaties of niet. Deze alleen
voor het gas afschaffen en niet voor elektriciteit, zou naar sprekers me-
ning half werk zijn geweest.