200
25 mei 1961
Wij hebben voorts besloten de eigenaar een nieuwe voorlopig-e ver-
gunning te verlenen tot uiterlijk 1 mei 1962, doch alleen voor de
verzorging van niet-geestelijk-gestoorden.
De thans nog in het tehuis aanwezige geestelijk gestoorde bejaarden
zullen zo spoedig mogelijk in overleg met de wethouder van de
volksgezondheid en de geriater in andere tehuizen worden geplaatst.
Een intensieve controle zal voorts dienen uit te wijzen, dat er geen
bezwaren bestaan de thans verleende tijdelijke vergunning voor de
verzorging van niet-geestelijk-gestoorden te zijner tijd nog weer te
verlengen.
ad 3. le. Bij raadsbesluit van 27 februari 1958, no. 37 is vastgesteld de
verordening op de verzorgingshuizen en verpleeghuizen in deze
gemeente.
2e. Wij zijn van mening, dat de verpleging van geestelijk gestoor-
den de bijzondere aandacht van de overheid verdient. Het is ons
bekend, dat zich gunstige perspectieven openen voor de verzor-
ging van geestelijk gestoorde bejaarden in de omgeving van
onze gemeente.
Mevr. Cohen wil namens haar fractie nog enkele opmerkingen maken
naar aanleiding van het antwoord van burgemeester en wethouders.
Het vertrouwen van haar fractie, dat het college met voortvarendheid de
zaak, die zo plotseling in de publieke belangstelling stond, zou aanpakken,
is juist gebleken. Haar fractie wil dan ook graag in het openbaar getuigen
van haar waardering voor de oplossing die het college heeft gevonden voor
een zaak, die even menselijk droevige als maatschappelijk netelige aspec-
ten heeft.
Naar de mening van haar fractie gaat het in deze kwestie in de eerste
plaats om een maatschappelijk probleem, dat na de oorlog door verschil-
lende factoren urgent is geworden en waarvoor met de grootst mogelijke
spoed een oplossing dient te worden gevonden, meer dan om een enkel ge-
val en meer dan om een schuldvraag.
Hoe moeilijk de beoordeling van een schuld is weet ieder, die zich het
hoofd wel eens heeft gebroken over de lijnrecht tegenover elkaar staande
menselijke opinies over één en dezelfde zaak. De schuldvraag wil haar
fractie dus zeer bepaaldelijk buiten deze beschouwing laten.
Dat het college gebruik heeft kunnen maken van de verordening op de
verzorgings- en verpleeghuizen van februari 1958 een verordening,
waarvan spreekster gelukkig geheel ten onrechte, meende, dat zij nog
steeds niet verbindend was verklaard bewijst eens te meer haar be-
staansrecht.
Bij de hantering van deze verordening rijzen echter wel enige vragen.
Burgemeester en wethouders beroepen zich bij de beantwoording van
vraag 2 op artikel 2, lid 2 c van de verordening, op grond waarvan een
vergunning geweigerd kan worden wanneer er onvoldoende waarborgen be-
staan voor een redelijke verzorging of verpleging. In dit artikel noch er-
gens anders in de verordening wordt gesproken van voorlopige vergunnin-
gen. De nieuwe vergunning die de eigenaar gegeven wordt, is wederom een
voorlopige en wel lopend tot 1 mei '62. Betekent dit, dat dit de streefdatum
is, waarop alle verzorgings- en verpleeghuizen de in de verordenlng ge-
noemde definitieve, 5 jaren geldende vergunning, zullen moeten hebben
Dat hiermee spoed wordt betracht en dat er wordt afgestapt van het
systeem van de voorlopige vergunningen, is toch wel een belang voor de
rechtszekerheid van de exploitanten van deze tehuizen.
De oplossing van dit speciale geval hebben burgemeester en wethouders
gevonden in de splitsing van een vergunning voor de verzorging van wel-