144
2e afd.
30 november 1961.
VOORLOPIGE VASTSXELLING BEDRAG UITGAVEN OVER 1960
VOOR OPENBAAR KLEUTERONDERWIJS
IN VERBAND MET VIJFJAARLIJKSE AFREKENING.
De Raad der gemeente Heemstede;
overwegende, dat ingevolge het bepaalde in artikel 47 der Kleuteronder-
wijswet voorlopig behoren te worden vastgesteld de bedragen, welke de
gemeente in het kalenderjaar 1960 voor de openbare kleuterscholen heeft
uitgegeven ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 38 onder h en i
van genoemde wet, zijnde de exploitatiekosten per lokaal, en onder j tot
en met 1 van genoemd wetsartikel, zijnde de exploitatiekosten per kleuter,
dat tevens voorlopig behoort te worden vastgesteld het bedrag van de
daarvoor over 1960 van rijkswege besehikbaar gestelde bedragen, alsmede
van het verschil tussen het totaal bedrag der uitgaven en dat van de rijks-
vergoeding;
dat volgens artikel 47, tweede lid, van genoemde wet thans tevens voor-
lopig moeten worden vastgeseld de op het afgelopen tijdvak van vijf jaren
betrekking hebbende bedragen, bedoeld in genoemd tweede lid;
overwegende, dat in 1960 ten behoeve van het openbaar kleuteronder-
wijs de navolgende uitgaven zijn gedaan:
voor de lokalen:
onderhoud schoolgebouwen 1.977,62
verlichting, verwarming en schoonhouden 8.027,02
kosten sociale verzekering schoonmaaksters 445,55
grond- en straatbelasting 9,27
Totaal 10.459,46
voor de kleuters:
onderhoud schoolmeubelen, ontwikkelingsmateriaal, hulp-
middelen en schoolbehoeften 329,31
aanschaffing van ontwikkelingsmateriaal, hulpmiddelen
en schoolbehoeften 2.281,63
bezoldiging en sociale verzekering helpsters 8.556,78
andere uitgaven ter verzekering van de goede gang van
het onderwijs /777,25
te vermeerderen met administratiekosten 386,75
1.164,—
Totaal 12.331,72
overwegende, dat de rijksvergoeding over 1960 is gebaseerd op een be-
drag van 940,— per lokaal en van 12,20 per kleuter;
dat het aantal over genoemd jaar voor rijksvergoeding in aanmerking
komende lokalen 9% bedraagt en dat het gemiddeld aantal kleuters voor
het openbaar kleuteronderwijs over 1960 moet worden gesteld op 221;
gelet op de bepalingen van de Kleuteronderwijswet;
BESLUIT:
A. ten aanzien van het jaar 1960 voorlopig vast te stellen het volgende:
I. het bedrag, dat de gemeente werkelijk heeft uitgegeven
ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 38 onder
h en i der wet, op 10.459,46
II. het bedrag, dat van rijkswege voor de onder I genoem-
de uitgaven aan de gemeente beschikbaar is gesteld, op
9V2 x /940,— 8.930,—
III. het bedrag, dat de onder 1 vermelde uitgaven meer be-
dragen dan het onder II genoemde bedrag, op 1.529,46