63
27 april 1962.
van mensen gesproken, die eerst wel positief hebben gereageerd, maar nu
zrj goed over de zaak hebben doorgedacht er toch wel erg graag van afzien.
De minister animeert de verkoop van de woningen bepaald niet door het
stellen van beperkende bepalingen. Dat ook burgemeester en wethouders,
gezien in het licht van deze tijd, de verkoop niet kunnen animeren, vindt
spreekster volkomen begrijpelijk. De overheid toch zit met de zorg voor
de huisvesting van de minder-draagkrachtigen. In onze gemeente zijn nog
ruim 400 woningzoekenden. Spreekster wil het aantal mensen dat voor een
goedkope woning in aanmerking komt schatten op 300 350. Zij zou lie-
ver met de juiste cijfers komen en niet met een schatting, maar die cijfers
zijn nog nooit door burgemeester en wethouders verstrekt. Wel kan echter
aangenomen worden, dat een zeer groot deel van de mensen die in woning-
nood verkeren tot de minder-draagkrachtigen behoren.
Een grote moeilijkheid voor de eigenaren is, dat, wanneer op een zeker
moment de huizen aan de buitenkant moeten worden geschilderd, men
mee moet doen, terwijl het dan financiëel misschien helemaal niet gelegen
komt. Men is eigenlijk geen echte eigenaar want men moet met veel din-
gen meegaan. Een heel grappig bezwaar dat spreekster hoorde, is, dat men
zijn huis wanneer men de gemeente verlaat of naar een andere betere
woning wil verhuizen, niet vrij met een klein beetje winst mag verkopen,
waardoor men in de gelegenheid gesteld zou worden een duurdere woning
te kopen. De minister tracht door het stellen van voorwaarden te voorko-
men, dat de mensen deze woningen na enige jaren gaan verkopen. Er zul-
len misschien eigenaren komen te overlijden. Wanneer dan een woning
verkocht moet worden, spelen weer tal van persoonlijke elementen mee
die men niet altijd kan ontgaan en dan dreigt het grote gevaar, dat van
gemeentewege wat water in de wijn moet worden gedaan, is het niet bij de
eerste verkoop, dan zeker blj verkoop uit de tweede of derde hand. Het
huis zal voor anderen dan de bewoners een object worden om te trachten
winst te behalen hetgeen voor sociale woningbouw niet is te aanvaarden.
Men heeft betoogd, dat met deze verkoop het woningbeleid van de ge-
meente niet wordt doorkruist. Spreekster is van mening, dat dit wêl het
geval zal zijn. Wanneer men in een woningwetwoning woont en niet in
een van de allernieuwste en men krijgt een positieverbetering, dan is er
over het algemeen de neiging te trachten in een wat betere buurt een
duurdere woning te bemachtigen. In zo'n geval zou een woningwetwoning
vrijkomen en kan deze weer in gebruik worden gegeven aan mensen die
hiervoor in aanmerking komen. Dit is zeker, in verband met de grote
vraag naar deze woningen, een heel belangrijk motief
Verder is er ook nog steeds gebrek aan woningen voor ambtenaren,
leraren, jonge academici enz. Waarom zou men de middenstandswoningen
gaan verkopen terwijl daar nog zo'n gebrek aan is? Daar is toch geen
haast bij! Bovendien kan spreekster het weinig zakelijk vinden om die
woningen, waarop nu eindelijk wat winst wordt behaald, winst die aan de
gemeente ten goede komt, te verkopen. Spreekster vindt dat een onjuist
standpunt en ook geen goede behartiging van de gemeentelijke zaken. Zij
gelooft dat men hierbij toch wel degelijk de belangen van de gemeente
moet blijven zien. Deze woningen zijn gebouwd met behuip van een bur-
gerzinlening. Het is zeker niet de bedoeling van de inschrijvers op die
lening geweest, dat die woningen voor particulieren werden gebouwd.
Het cijfermateriaal van de heer Schuitenmaker vindt spreekster vrij
aanvechtbaar. Zij heeft er al op gewezen, dat het mogelijk is, dat een
aantal mensen vertraagd reageert maar het percentage mensen dat een
beetje te snel reageert is veel groter. Velen hebben gedacht, dat zij hun
huis tegen een civiele prijs zouden kunnen kopen, maar nu komen toch
langzamerhand de bezwaren naar voren. De bezwaren van de beperking
der eigendomsrechten zoals het niet mogen verkopen van de woning. De
bewoners van de nieuwe woningen wijzen er op, dat die woningen toch