27 april 1962.
72
niet, dat hier nu een politiek woordenspel moet worden bedreven. Zij vond
de opmerkingen van de heer Rutgers, voor een deel geadresseerd aan de
P.v.d.A., wel politiek maar geen betrekking hebben op de verkoop van
woningwetwoningen. Spreekster wil er toch wel iets over zeggen. De heer
Rutgers vraagt o.a. of de P.v.d.A. tegen ieder persoonlijk bezit is. Dat is
natuurlijk niet zo. Hij vraagt ook of de P.v.d.A. er alleen maar voor voelt
om gezameniijk te sparen en dan komt hij ogenblikkelijk op het sparen
bij het N.V.V., volkomen vergetende dat er allang heel andere spaarmoge-
lijkheden zijn bij andere vakverenigingen. Spreekster meent, dat men ook
kan zeggen, dat b.v. het sparen bij de Nutsspaarbank en dergelijke banken
allemaai coilectief sparen is. Zij ziet niet in, dat het N.V.V. daar nu zo'n
verschrikkelijk griezelige uitzondering op maakt. Wanneer de heer Rut-
gers vraagt waarom de P.v.d.A. er tegen is, dat men bewoners van wo-
ningwetwoningen aan persoonlijk bezit heipt, dan gaat het er niet om dat
men deze mensen het persoonlijk bezit niet gunt, maar dan gaat het er om
op welke wijze en ten koste waarvan men aan persoonlijk bezit komt.
Hier zou men aan persoonlijk bezit komen door het kopen van gesubsi-
dieerde woningen, die in de eerste plaats bedoeld zijn als sociale woning-
bouw waarbij men dus de minst-draagkrachtigen helpt aan een betaaibare
huurwoning.
Spreekster zou tot de heer Piiester wiiien zeggen, dat het wel degelijk
voor het helpen van de minder-draagkrachtigen aan een woning nadelig
is, wanneer "een aantal goedkope huurwoningen eigen bezit wordt. Zij wil
nog eens in het kort de motieven herhalen. Wanneer men in een betere
positie komt en alle jonge mensen die een gezonde opvatting hebben
streven hiernaar gaat men graag uit de goedkopere woningen naar een
duurdere woning in een betere wijk. Dan is er een zekere doorstroming
en kunnen de goedkopere woningen weer ten goede komen aan de minst-
draagkrachtigen. Die doorstroming is er niet wanneer de bewoners van
woningwetwoningen daarin min of meer bevroren zitten. Ook houdt het
bezit van een eigen woning jonge mensen tegen om een positieverbetering
in een andere gemeente aan te durven. Dat is economisch gezien ook niet
goed.
De heer Verhoeven meent, dat als jongeiui zo dom zijn om zich een biok
aan het been te kopen, zij dat wel zullen merken. Als ze met alle geweid
het water in willen glijden worden ze zelfs door een poiitie-agent niet
tegengehouden. Als de gemeente deze huizen gaat verkopen moeten zij
verkocht worden tegen de prijs waarvoor ze op het ogenblik gebouwd
kunnen worden. Als ze tegen een andere waarde verkocht worden lijdt de
gemeente verlies. Spreker is niet voor verkopen tegen boekwaarde.
De Voorzitter meent, dat dan de gehouden enquete van nul en gener
waarde is geweest. De cijfers zuiien dan heel anders komen te liggen.
Mr. Rutgers heeft van de wethouder begrepen, dat zijn grootste bezwaar
ligt op het terrein van de praktijk. De standpunten van de partijen liggen
minder ver uiteen dan men denkt. Alleen van het principe uitgaande dient
men uit te maken welke richting men uit gaat. Met de heer Verhoeven is
spreker het eens, dat de verkoop heus niet zo'n vaart zai lopen, integendeei.
De heer Schuitenmaker heeft in zijn becijfering de geheie Bankastraat
ai uitgesloten aannemende dat dit compiex in ieder gevai buiten de richt-
lijnen van de minister valt. Er zulien wei meer huizen zijn die daar buiten
vallen.
Het saneren van woonwijken is natuurlijk beiangrijk en daarbij moet
men inderdaad vooruitzien. Burgemeester en wethouders zijn, ais zij de
moeite er voor over hebben, werkeiijk wei in staat hier de goede richtlij-
nen aan te geven. Men kan politiek ook omschrijven ais de kunst om mor-
gen mogelijk te maken wat vandaag nog onmogelijk is. Het gaat er nu om,
dat burgemeester en wethouders beginnen met het mogeiijk maken en dan