27 april 1962
62
koop van gehele complexen of blokken aan institutionele beleggers, ook
van middenstandswoningen. Dan hôudt men huurwoningen waaraan inder-
daad behoefte is.
Over de vraag of verdere waardestijging van het onroerend goed in
aanzienlijke mate is te verwaehten, valt te twisten. Niemand heeft be-
doeld op slag het gemeentelijk woningbezit geheel te liquideren. Het
argument, dat bepaalde complexen inkomsten voor de gemeente gaan
opleveren, is evenmin overtuigend. De gemiste inkomsten bij verkoop
komen voor een deel, misschien zelfs geheel, terug uit de inkomsten van
de opbrengst.
Wanneer men van de gedachte uitgaat, dat het niet gaat om de gemak-
kelijkste, maar om de meest juiste oplossing, dan moet spreker tegenover
dit alles toch wel het volgende opmerken. In principe is de particulier, niet
de overheid, geroepen om huizen te bouwen. Wie voorstander is van enige
bezitsvorming, ziet in het object „eigen huis" een prachtig middel tot
sparen in enigszins waardevaste vorm. Op het ogenblik is daarvoor veel
animo.
De moeilijkheid is nu, dat de hoge bouwprijzen bij nieuwbouw het nog
steeds nodig maken, dat een sociaal gericht woningbouwbeleid wordt ge-
voerd, dat de overheid helpt door gesubsidieerde bouw, omdat velen anders
de huurprijs niet kunnen betalen. Daaraan werken wij van harte mee
zolang dit nodig is. Maar waarom dient dit uit te sluiten, dat bij het stijgen
der financiële mogelijkheden en bereidheid tot het brengen van offers
voor een eigen woning, het gemeentelijk woningbezit wordt vervreemd
tegen de reële waarde die geen verlies laat Het gestichte onroerend goed
vindt eerst dan juist zijn bestemming.
Van zeer veel belang acht spreker het ook, dat de risico's van de uit-
eindelijke waardevermindering van het gebouwde niet door de overheid
worden gedragen. Temeer, nu niet op vervangingswaarde wordt afgeschre-
ven. Particulieren zullen deze zaak geheel anders bezien. Die schrijven
wel op vervangingswaarde af of genieten in ieder geval de volle 100% van
het woongenot.
Spreker is zich zeer wel bewust, dat op sommige onderdelen misschien
het moment van verkoop nog niet is gekomen. Naar zijn gevoel is echter
een begin mogelijk. En om de overheid te ontlasten van huursubsidiaire
taken ên omdat er een stijgende vraag der burgers individueel is een
gezonde neiging om zelf weer de risico en de lusten van eigen woning
te genieten en niet te leunen op subsidies. Daaraan dienen wij tegemoet te
komen.
Spreker zou dus het college willen vragen om zijn eenzijdig negatief
standpunt te herzien en een aanvang te maken met het verminderen van
het gemeentelijk woningbezit.
Mevr. van der Meulen zegt, dat bij het opnieuw doorlezen van de nota,
haar waardering daarvoor nog weer is gestegen. Het standpunt en de
motieven van burgemeester en wethouders worden door haar fractie vol-
komen gedeeld.
Men kan van mening verschillen of het wenselijk is, dat de gemeente
een groot woningbezit heeft. Nu men nog niet uit de woningnood is, kan
men niet anders zeggen dan dat het noodzakelijk is, dat de gemeente be-
schikt over woningen voor mensen met de kleinste inkomens. Spreekster
zal niet de gehele nota puntsgewijze behandelen. maar wel enkele aspec-
ten daarvan naar voren brengen.
De woningwetwoningen worden door de gemcente op een uitstekende
wijze onderhouden, hetgeen het aanzien van deze woningen en de wijken
waarin zij staan ten goede komt en zeker beter zal zijn dan wanneer de
mensen hier zelf over moeten gaan.
De heer Schuitenmaker denkt, dat verschillende bewoners te traag zijn
geweest om op de enquete te reageren. Spreekster heeft daarentegen tal