52
4e Afd.
24 mei 1962.
NOTA BETREFFENDE BELEID EN BEHEER INZAKE
DE GEMEENTE-EIGENDOMMEN, ONDERGEBRACHT
BIJ DE STICHTING HEEMSTEEDSE SPORTPARKEN.
Aan de Raad,
INLEIDING.
In de raadsvergadering van 15 december 1961 is uitvoerig gediscussieerd
over de samenstelling van het bestuur van de Stichting Heemsteedse
Sportparken.
Van verschillende zijden is kritiek geuit op de huidige stand en gang
van zaken. De discussies werden geopend door het indienen van een motie
van de navolgende inhoud:
„De Raad der gemeente Heemstede, bijeen in zijn vergadering van 15
december 1961;
van oordeel, dat in het bestuur van de Heemsteedse Sportparken méér
dan tot nu toe directe invloed van de zijde van het gemeentebestuur bij
het bepalen van de beleidsvoering gewenst is;
besluit burgemeester en wethouders uit te nodigen, op korte termijn een
voorstel tot wijziging van de statuten der sportparken aan de raad over
te Ieggen, houdende de bepaling, dat 3 leden van het stichtingsbestuur uit
en door de raad moeten worden benoemd;
en gaat over tot de orde van de dag."
De daarop volgende besprekingen richtten zich vooral op twee punten,
t.w. de combinatie burgemeester-voorzitter stichtingsbestuur en het ster-
ker betrekken van de raad bij het werk van de stichting.
De motie is voorlopig ingetrokken, nadat van de zijde van ons college
de toezegging was gedaan, dat wij in een nota ons standpunt zouden uiteen
zetten ten aanzien van de in de discussies naar voren gekomen suggesties
en kritiek. Deze toezegging lossen wij hierbij in.
Wij willen beginnen met te verklaren dat de samenstelling van deze nota
ons moeite heeft gekost, omdat de achtergronden van de kritiek ons aan-
vankelijk onverklaarbaar schenen. In het hiernavolgende hopen wij dit toe
te lichten, mede omdat dit een goed uitgangspunt vormt voor de van ons
gevraagde beschouwingen.
Combinatie Burgemeester-Voorzitter Stichtingsbestuur:
In de raadsvergaderingen van 1 maart en 31 mei 1951 zijn ook uitvoerige
besprekingen gewijd aan de samenstelling van het stichtingsbestuur. Van
KVP-zijde, gesteund o.a. door de toenmalige P.v.d.A.-wethouder, is er toen
met vuur voor gepleit dat een lid van ons college voorzitter, althans lid
van het bestuur van de Stichting bad- en zweminrichtingen zou worden.
De reeds toen bestaande combinatie burgemeester-voorzitter Stichting
Sportparken werd daarbij als navolgenswaardig voorbeeld aangeprezen.
Een daartoe strekkende motie werd verworpen met 810 stemmen. De
tegenstemmers zagen het opzettelijk leggen van een band tussen stich-
tings- en gemeentebestuur als niet in overeenstemming met het doel van
de stichtingsvorm, t.w. het leggen van een band met de burgerij.
Ofschoon de motie werd verworpen, is na enige jaren toch de daarin
gewenste combinatie ook ten aanzien van de Stichting bad- en zwemin-
richtingen tot stand gekomen. Deze combinatie is blijven bestaan, toen U
in 1960, op ons daartoe strekkend voorstel wahrin wij duidelijk aanga-
ven op welke wijze het nieuwe bestuur zou worden samengesteld besloot
tot samenvoeging van de beide stichtingen.
Na de jongste debatten over deze aangelegenheid hebben wij ons afge-
vraagd hoe het mogelijk is geworden, dat van een zijde die in 1951
met verve de voordelen van de combinatie burgemeester-voorzitter stich-