151 3 september 1962. harte gegund îs. In de eerste plaats omdat het kassian de laatste keer is dat hij als leider van de grootste fractie spreekt en in de tweede plaats omdat îk hem dat als vriend gaarne gun. En in de derde plaats omdat ik în Spreuken 27 vers 2 gelezen heb: „Een ander roeme U, en niet uw eigen mond, een vriend en niet Uw eigen lippen." Hoe liberaal de heer Rutgers de heer van Lent ook vindt, toch is de heer van Lent lid van de K.V.P. en daarom betreft wat ik zeggen wil wel een beetje onze eigen man. Had ik het eerst gesproken dan zouden inderdaad de „eigen lippen" van de heer van Lent hem geroemd hebben. Schiller heeft in een van zijn werken gezegd: „Dreifach ist der Schritt der Zeit Zögernd kommt die Zukunft hergezogen. Pfeilschnell ist dat Jetzt entflogen Ewig still steht die Vergangenheit." Drievoudig is de gang van de tijd Dralend komt de toekomst nader. Pijlsnel is het heden vervlogen. Eeuwig stil staat het verleden. Zo is het ook in de ervaring van de heer van Lent. Het zijn van een lid van een college van burgemeester en wethouders is tot op zekere hoogte een ondankbare taak. >,Die zorght en waekt en slaeft, en ploeght en zwoeght en zweet Ten oirbaar van het lant een lastigh ampt bekleet, En waent de menschen aen zijn vroomheit te verbinden zal zich te jammerlyck in 't endt bedrogen vinden Van 't wispelturigh volck, dat veel te los van hooft, genooten dienst vergeet, en 't erghste liefst geiooft." Zo luiden de eerste regels van Vondels „Palamedes". Ik kan me niet voorstellen na de woorden die de heer Rutgers gesproken heeft dat de heer van Lent die woorden op zich zou willen toepassen, want klaarbliikeliik is het zo helemaal niet. Toch begrijp ik dat de heer van Lent ook vanuit de partij waaruit hij is voortgekomen eveneens grote dank mag verwachten. Ik heb de heer Rutgers benijd, dat hij zo'n mooi oud boekje heeft gevon- den waaruit de verwantschap van de naam van Lent met plantsoenen en kruiden blijkt en van waaruit hij nog andere karaktertrekken van de heer van Lent heeft gehaald. De heer van Lent is in het verleden een man van daden geweest en 't kan met kwaad hem daarvoor te loven. Hij zal er niet verwaand door wor- den. Immers: De puycksteen heldert op door 't schuren En kan de proef in 't oog verduren. zo lees ik in ,,Jozef in Dothan" van Vondel, en als het roemen op de heer van Lent dan het schuren van deze „puycksteen" betekent, dan kan men hem vrijelijk roemen, zonder dat hij er last van heeft. De heer van Lent is geen toneelspeler geweest. Immers „Den Mimen flicht die Nachwelt keine Kränze" Voor een toneelspeler vlecht het nageslacht geen kransen zegt Schiller in de proloog van ,,Wallensteins Lager". Maar het nageslacht zal wel kransen vlechten voor de heer van Lent die

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1962 | | pagina 6