3 september 1962. 154 heer van Lent een belangrijke en mooie dag vind nu ze mogen horen hoe men tegenover het werk van hun vader staat. Ik geloof dat ik ze daar wel mee mag feliciteren en ik hoop dat ze in hun vader altijd een voorbeeld zullen zien. Mevrouw en meneer van Lent, ik wens U toe, dat gij nog vele gelukkige jaren, maar dan tezamen, zult mogen hebben." De heer van Lent zegt: ,,Meneer de burgemeester, dames en heren. Ik geloof dat we langzamer- hand een beetje in tijdnood komen te verkeren en daarom zal mijn af- scheidswoord kort zijn. Men heeft mij al zo dikwijls in de raadzaal ge- hoord, misschien wel tot vervelens toe, ik weet het niet, zodat ik vandaag bij dit afscheid wel kort mag zijn. Burgemeester, U is begonnen met mij het verwijt te maken, dat de agenda voor deze vergadering niet deugt. U moet mij ten goede houden, maar er is een woord dat zegt: onwetend zondigt men niet. Ik heb niets geweten van de verrassing die mij te beurt zou vallen, zodat ik moeilijk een andere omschrijving van het agendapunt kon geven. Burgemeester, vôör U met vakantie ging, hebt U mij gezegd, dat het Uw bedoeling was op 3 september een openbare raadsvergadering te beleggen om afscheid van mij en anderen te kunnen nemen, waarvoor U tevens mijn vrouw en kinderen uitnodigde, terwijl U mededeelde, dat het gemeentebestuur na afloop der vergadering een receptie zou aanbieden. Ik heb U gevraagd of dat niet te- veel was. U weet dat ik, als het mij zelf betreft, niet zo erg op officiële gelegenheden gesteld ben, maar U hebt toen geantwoord, dat ik op 3 sep- tember niets meer te zeggen had. Dat is de reden dat ik, zij het met groot genoegen, vandaag met mijn vrouw en kinderen hier naar toe gekomen ben. De burgemeester heeft in uitgekozen bewoordingen gemeend mijn ver- diensten naar voren te moeten brengen. Goed, ik zal in de 30 jaar dat ik raadslid en de 17 jaar dat ik wethouder was, wel iets gedaan hebben dat in het belang van de gemeente was, natuurlijk, anders was ik op deze plaats niet gekomen en niet blijven zitten. Dit is echter alleen mogelijk geweest met de volledige medewerking van U burgemeester, mijn collega- wethouders en de raadsleden. Alleen door de buitengewoon prettige sa- menwerking die we altijd met elkaar hebben gehad was het mogelijk het werk te verrichten. Toen in de laatste vergadering van burgemeester en wethouders de heer van Wijk mij waarderend toesprak, heb ik hem daar- voor hartelijk bedankt en geantwoord, dat we altijd op een prettige wijze met elkaar hebben mogen samenwerken. Ook met U, meneer de burge- meester, is dit het geval geweest. Ik herinner mij, dat U, in de eerste ver- gadering van burgemeester en wethouders met U, op mijn toespraak ant- woordde, dat in Oist de omstandigheden anders lagen. Daar kwam eerst de burgemeester, dan een hele tijd niets en eindelijk kwamen de wethouders. Ik heb daarop gezegd, dat U er rekening mee moest houden, dat het hier anders lag, n.l., dat de wethouders wel achter U kwamen, maar in elk ge- val vlak aehter U en dat U op de volle medewerking en hulp van hen kon rekenen. Ik wil hier gaarne getuigen, dat wij op de meest prettige wijze met elkaar hebben samengewerkt en ik kan niet anders zeggen dan dat het mij zwaar valt afscheid te moeten nemen. Ik heb gemeend dit te moeten doen in verband met mijn leeftijd en om ook de jongeren een kans te ge- ven. Ik heb van mevr. van der Meulen gehoord, dat door mij ongeveer 800 voorstellen in de raad zouden zijn ingediend. Van al die voorstellen zijn er 2 afgewezen. Dat is geweest een voorstel tot wijziging van de bouw- en woningverordening om de dienst van openbare werken de kleuren van het buitenschilderwerk te laten bepalen en een, in afwijking van het advies van burgemeester en wethouders, ingediend initiatiefvoorstel van de raad om de woningwetwoningen aan de bewoners te verkopen. Dat zijn de weinige

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1962 | | pagina 9