112
2e Afd.
25 oktober 1962.
VOORLOPIGE VASXSTELLING BEDRAG UITGAVEN VOOR
OPENBAAR KLEUTERONDERWIJS OVER 1961.
De Raad der gemeente Heemstede;
overwegende, dat ingevolge het bepaalde in artikel 47 der kleuteronder-
wijswet voorlopig behoren te worden vastgesteld de bedragen, welke de
gemeente in het kalenderjaar 1961 voor de openbare kleuterscholen heeft
uitgegeven ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 38 onder h en i
van genoemde wet, zijnde de exploitatiekosten per lokaal, en onder j tot
en met 1 van genoemd wetsartikel, zijnde de exploitatiekosten per kleuter;
dat tevens voorlopig behoort te worden vastgesteld het bedrag van de
daarvoor over 1961 van rijkswege beschikbaar gestelde bedragen, alsmede
van het verschil tussen het totaal bedrag der uitgaven en dat van de rijks-
vergoeding;
overwegende, dat in 1961 ten behoeve van het openbaar kleuteronderwijs
de navolgende uitgaven zijn gedaan:
voor de lokalen:
onderhoud schoolgebouwen3.761,98
verlichting, verwarming en schoonhouden 10.573|51
kosten sociale verzekering schoonmaaksters567,08
grond- en straatbelasting en dijk- en polderlasten21,14
Totaal f 14.923,71
voor de kleuters:
onderhoud schoolmeubelen, ontwikkelingsmateriaal, hulp-
rniddelen en schoolbehoeftenf 1.005,27
aanschaffing van ontwikkelingsmateriaal, hulpmiddelen en
schoolbehoeften j; 3.266,60
bezoldiging en sociale verzekering helpsters8.150,51
andere uitgaven ter verzekering van de goede
gang van het onderwijsf 1.112,60
te vermeerderen met administratiekosten 574^
1.686,60
Totaal 14.108,98
overwegende, dat de rijksvergoeding over 1961 is gebaseerd op een be-
drag van f 940,per lokaal en van f 12,80 per kleuter;
dat het aantal over genoemd jaar voor rijksvergoeding in aanmerking
komende lokalen 12% bedraagt en dat het gemiddeld aantal kleuters voor
het openbaar kleuteronderwijs over 1961 moet worden gesteld op 287;
gelet op de bepalingen van de kleuteronderwijswet;
BESLUIT:
ten arnzien van het jaar 1961 voorlopig vast te stellen:
I. het bedrag, dat de gemeente werkelijk heeft uitgegeven
ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 38 onder
h en i der wet, opf 14.923,71
II. het bedrag, dat van rijkswege voor de onder I genoemde
uitgaven aan de gemeente beschikbaar is gesteld, op
!2% x /940,11.750,
III. het bedrag, dat de onder I vermelde uitgaven meer be-
dragen dan de onder II genoemde rijksvergoeding, op 3.173,71
is 253,90 per lokaal.