wtm
12
24 januari 1963
eigenbelang. Dat is zijn goed recht, maar spreker gelooft, dat de eigenaar
zelf de overtuiging heeft, dat hij later niet dezelfde prijs zal krijgen die
hij nu denkt te krijgen. Het dreigement dat deze aanbieding maar één
keer gedaan zal worden, vindt spreker waardeloos. Dat is nu eenmaal een
handelsargument. Spreker heeft veel te maken met grondeigenaren en
makelaars en die komen altijd met het argument, dat dit de laatste kans
en de laagste prijs is. Het rapport over de grondprijzen, waarover de heer
Verkouw sprak, kent spreker. Daarin wordt toch wel het zwaartepunt ge-
legd op het feit, dat door het meerdere groen, de ruime bouwwijze en de
dure ontwikkelingskosten van de gronden, de grondprijzen stijgen, maar
dat de invloed op de prijs van de maagdelijke grond toch wel zeer gering is.
Als men in ogenschouw neemt, dat de normale grondprijs landelijk op 2,—
ügt en úat deze grond nu 28,kost, dan is de prijs van de maagdelijke
grond eigenlijk een heel kleiné bijzaak geworden. Ook in dit geval maakt
het niet uit of die grond nu 2,75, 4,— of 5,— kost. Het gaat om de
mkomstendervmg die de eigenaar bedingt. Als burgemeester en wethou-
ders een contract kunnen krijgen, dat de eigenaar bij verkoop van de grond
gebruiker van de grond wil blijven en dat de jaren die hij de grond ge-
bruikt van de 10 jaar in mindering zullen worden gebracht, gaat spreker
direct met het voorstel akkoord. Het is toch niet zo dat deze transactie
nú ineens tot stand moet komen. Is dit nii het laatste woord van de eige-
naar Is er nog geen kans om een tegenbod te doen Burgemeester en wet-
houders kunnen zeggen, dat bij de raad het bezwaar bestaat, dat deze
grond nog met direct nodig is. Spreker meent dat een bedrag van 16,—
Per m2 kan worden gegeven. Is hier nu nog geen onderhandelingsbasis aan-
wezig Als dit niet lukt moet men later maar eens praten. Spreker vindt
het een zeer merkwaardig punt, dat een welgesteld man zelf met een aan-
bod komt en zulks helemaal niet uit broodnood.
Mr. Rutgers is het voor een deel met het betoog van de heer Frets eens.
Het gaat hier om een zuiver zakelijke transactie. De heer Pliester heeft ge-
zegd, dat hij denkt, dat de koper ongeveer de onteigeningsprijs krijgt.
Daar is spreker het mee eens. Deze veronderstelling aanhoudende, volgt de
vraag, of het verstandig is op dit moment de onteigeningsprijs te betalen
Dat is de vraag die de heer Frets heeft gesteld en waarop door het college
geen duidelijk antwoord is gegeven waarom dat zo zou zijn. Een duidelijk
antwoord houdt ook in, wanneer het college precies of althans bij benade-
ring meent, dat de gemeente deze grond in gebruik gaat nemen, wanneer
daar dus gebouwd zal worden. Voor deze grond geldt een oud uitbreidings-
plan waar men dus niets aan heeft. Een nieuw uitbreidingsplan moet nog
worden gemaakt. Verder heeft de gemeente nog andere gronden die be-
bouwd kunnen worden. Dat is het punt waar het bij de heer Frets om
gaat. Alle andere punten zijn, hoe waardevol op zichzelf, op dit ogenblik
niet van belang. Grondpolitiek, door de heer Verkouw aangevoerd, is hier
met bij aanwezig. Wanneer de gemeente bouwgrond kan kopen tegen de
normale prijs, dan moet dat natuurlijk gedaan worden, maar hier gaat het
om de onteigeningsprijs nl. de grondwaarde met een heel groot bedrag voor
mkomstenderving, en daarvan moet men uitgaan. Spreker vindt het van-
zelfsprekend dat de gemeente die grond ook krijgt. Of zij die nu krijgt om-
dat er geen andere koper is of dat de gemeente die grond krijgt doordat
zij op een gegeven moment gaat onteigenen, is om het even, maar de ge-
meente moet die grond hebben. De vraag is alleen deze, moet die grond
nu al tegen onteigeningsprijs worden gekocht of moet worden gewacht tot
de gemeente die grond in feite nodig heeft. Van burgemeester en wethou-
ders îs geen antwöord ontvangen op de vraag waarom het beter is deze
grond nu te kopen. AIs er anderen zijn die deze grond wensen te kopen
dan îs het voor de gemeente altijd voordeliger om van deze rechtsopvolgers
te kopen, want het is niet denkbaar dat er anderen zijn die een zo grote