2 24 januari 1963 wonen te doen zijn in onze gemeente en het is meer dan verheugend, dat de ruimere financiële armslag de mogelijkheid daartoe biedt. Het nieuwe college van burgemeester en wethouders is de eerste moei- lijke maanden te boven en ik vermeen te mogen constateren, dat het on- derling vertrouwen en de goodwill daaraan niet vreemd zijn. Ik twijfel er niet aan of de zo in zijn samenstelling veranderde raad, waardoor nog van een zekere onwennigheid sprake kan zijn, zai weldra als college een team vormen en een grote steun zijn voor het college van burgemeester en wet- houders in zijn moeilijke en verantwoordelijke taak. Het is mij een behoefte des harten te danken ai diegenen, die in het ge- meentelijk apparaat met onze voortreffelijke secretaris aan het hoofd, hun plicht en meer dan dat hebben vervuld. En in deze barre winter hebben ontelbaren dikwerf eenvoudige werkers op voorbeeldige wijze nacht en dag klaargestaan om de gemeenschap te dienen. Aan hen een ere- saluut. Het spreekt vanzelf, dat het college van burgemeester en wethou- ders hun loon naar werken zal geven en speciaal diegenen, die uitzonder- lijk dienst bij nacht en ontij hebben verricht. Ook heeft het college naast de wekelijkse dubbele koientoeslag, beslo- ten de gesteunden, ouden van dagen en andere steunbehoevenden, extra te bedenken, ook hen die normaliter niet op steun zijn aangewezen, maar die onder deze barre omstandigheden in moeilijkheden zouden geraken of reeds zijn geraakt. Ik twijfei niet of deze maatregelen hebben de instem- ming van Uw Raad. Dames en Heren, wat 1963 ons brengen moge weten wij niet. Zelf ben ik optimistisch gestemd. Een grote goodwill is aanwezig. Het college heeft een injectie ondergaan, die ten goede zal leiden. De stemming in de raad wettigt de verwachting, dat, zonder aan de weg te timmeren, de nood- zakelijke voorzieningen zuiien worden getroffen in goede samenwerking. Moge Gods zegen op onze besiissingen rusten en een geiukkig en voor- spoedig jaar Uw aller deel zijn. De heer Van der Linden zegt: „De nieuwjaarsrede van de voorzitter geeft mij, als oudste van dit ge- zeischap, aanleiding daarop een enkel woord te zeggen. Inderdaad zai 1963 een druk jaar voor de raad worden, omdat er veei van ons zal worden ge- vraagd in verband met noodzakelijke voorzieningen die zullen moeten worden getroffen. Ik heb me er buitengewoon over verheugd van de voorzitter te mogen ho- ren, dat na de aanloopperiode van het coiiege, het onderling vertrouwen in het college zodanig is, dat zich voor de toekomst ook wel perspectief opent. Dat heeft ons uiteraard buitengewoon verheugd, want als het aan de overzijde van de tafel moeilijk is om met elkaar samen te werken, dan zai dat ongetwijfeld ook zijn uitwerking hebben bij de voorbereiding van de taak die ons is opgelegd. We zullen dus afwachten wat in de toekomst het resultaat daarvan zai zijn. De voorzitter heeft ons op financieel ter- rein matiging aangeraden. Ik geloof, dat daar van onze kant helemaal geen bezwaar tegen is, integendeel. Wij juichen het van harte toe, dat de voorzitter zijn erkentelijkheid heeft uitgesproken voor de mensen die deze I winter onder moeilijke omstandigheden hun werk hebben moeten verrich- ten. Van onze kant sluiten wij ons daar uiteraard graag bij aan. Wij willen gaarne aan burgemeester en wethouders overlaten om hier loon naar wer- ken te geven. Voor de gesteunden is het wel een heel moeilijke tijd. Dat het gemeentebestuur ook voor hen het een en ander heeft gedaan, zonder daar machtiging van de raad voor te hebben, zal de raad vandaag zeker willen toestaan. We zijn in het nieuwe jaar gestart met een nieuw gezel- schap. Ook de raadsieden hebben even de voelhoorns moeten uitsteken om te zien wat zij aan elkaar hebben. Ik geloof dat het wei zal gaan. Wij zijn allen met de beste bedoelingen bezieid, hetgeen uitzicht geeft dat ook dit jaar weer goed werk zal worden geleverd. Wij onderschrijven de wens

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1963 | | pagina 2