6 24 januari 1963 In de eerste plaats dus of het kon, waarna natuurlijk ook bekeken zou kunnen zijn of het gewenst was, maar daar zijn burgemeester en wethou- ders niet eens aan toegekomen omdat wat niet kan, eigenlijk niet verder beoordeeld behoeft te worden. Om de gedachte aan onwelwillendheid van het college te weerleggen, wijst spreker er op, dat bij de eerste besprekin- gen in de raad door de heer Minderop is opgemerkt, dat zekere verwach- tingen zouden zijn gewekt. Daar blijkt juist uit, dat er welwillendheid be- stond, die misschien zelfs te sterk benadrukt is, waardoor weer verwach- tingen zijn gewekt die, naar achteraf bleek, niet waren te verwerkelijken. Dat heeft natuurlijk teleurstelling opgeleverd. Dat er, wanneer eenmaal het uitbreidingsplan tot stand is gekomen, geen kans meer zou bestaan de grond te verkopen, ziet spreker helemaal niet in. Misschien deze kans niet, maar dan toch zeker een andere in de toekomst. Bij de stijging van de grondprijzen wil het spreker voorkomen, dat adressant ook nog wel eens dankbaar zou kunnen zijn dat deze zaak zo goed is bekeken dat hij niet tot verkoop van de grond kon overgaan. Spreker gelooft niet dat de heer Peeperkorn in deze benadeeld is. Het is natuurlijk waar dat, wanneer hij bepaalde plannen en voornemens had die nu niet kunnen doorgaan, dit teleurstellend is. Ook nadere bestudering van deze materie spreker mag wel zeggen tot op de bodem heeft tot de conclusie geleid, dat het ge- vraagde niet kan. Als het wel zou kunnen en men kan iemand, zonder dat het algemeen belang er door geschaad wordt, een genoegen doen, dan zou het gemeentebestuur dat ten aanzien van reclamant en ten aanzien van anderen gaarne doen. Overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders worden de stukken genoemd onder a tot en met p, zonder hoofdelijke stemming, voor kennisgeving aangenomen. q. verzoek van het dagelijks bestuur van de Stichting Filmcentrum d.d. 15 november 1962, om ten behoeve van de filmvormingsarbeid en voor de aanschaffing van waardevolle films ten dienste van het jeugdwerk en volksontwikkelingswerk een subsidie toe te kennen. De heer Willemse vraagt welke de motieven van burgemeester en wet- houders zijn om deze subsidie af te wijzen. Spreker kent de stichting niet, maar het doel waarvoor zij subsidie vraagt, nl. het brengen van waardevol- le films voor het jeugdwerk, doet hem wel sympathiek aan, omdat hij meent, dat de film in het algemeen op de jeugd een zeer grote invloed uitoefent. Z.i. worden er nog te veel films gebracht die op de jeugd geen goede uit- werking hebben. Vandaar dat spreker een stichting die goede films voor de jeugd wil produceren wel zou willen steunen. Wethouder Corver haalt uit het advies van burgemeester en wethouders aan de raad het volgende aan. ,,De in het verzoek genoemde instelling welke door een filmdienstabonnement aan de Stichting gebonden is, is de Hervormde Jeugdraad. Deze instelling ontvangt reeds subsidie op de vol- gende wijze (volgt een omschrijving waarop deze subsidiëring geschiedt). Voor het overige jeugdwerk ontvangt de Hervormde Jeugdraad een be- i drag van f 2,per lid aan gemeente-subsidie. Naar ons oordeel dient ge- meentelijke subsidiëring van jeugdwerk zich tot het plaatselijk jeugdwerk te beperken en zich niet uit te strekken tot landelijke, niet door de gemeen- te te controleren instellingen, die aan het plaatselijk jeugdwerk diensten aanbieden." Burgemeester en wethouders zijn dus van mening, dat deze in- stelling diensten verleent aan het plaatselijk jeugdwerk dat reeds wordt gesubsidieerd. Mochten voor het betrekken van de films van de Stichting Filmcentrum door het plaatselijk jeugdwerk niet voldoende middelen aan- wezig zijn, dan kan eventueel een hoger subsidie worden verleend. Spreker gelooft dat dit een logische gang van zaken is, waarop controle mogelijk is.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1963 | | pagina 6