28 maart 1963
53
bestuur" deel zal uitmaken van het bestuur. Het ,,g-emeentebestuur" dat
wil dus zeggen, de raad en het college van burgemeester en wethouders.
Als men spreekt over „gemeentebestuur" hoeft men daar dus niet bij te
voegen „inclusief de raad". Tenslotte is de raad het hoofd van de gemeente
en vormt het college van burgemeester en wethouders het dagelijks
bestuur van de gemeente. In ieder geval hebben burgemeester en wet-
houders de raadsleden bepaald niet van een aanwijzing willen uitsluiten.
Spreker gelooft dat het dus zeer wel denkbaar is, dat het college van bur-
gemeester en wethouders een lid van de raad als vertegenwoordiger zou
aantrekken Alleen meent spreker wel, dat hier meer een taak voor een
lid van het dagelijks bestuur ligt, omdat geoordeeld moet kunnen
worden over het financieel belang dat de gemeente met de stichtmg
heeft terwijl het zaken zijn waarover het college van burgemeester en
wethouders zich moet uitspreken. Dat het college daarbij alle wijsheid zal
gebruiken die het altijd bij zijn besluiten gebruikt, spreekt vanzelf. Het
lijkt spreker vanzelfsprekend, dat niet de eis wordt gesteld, dat de ver-
tegenwoordiger van dezelfde gezindte moet zijn als het bestuur waarin
hij wordt benoemd. Wel moet het iemand zijn die begrip heeft voor een
situatie zoals die daar is en die hij min of meer moet kunnen aanvoelen.
Verder zou spreker geen voorwaarden aan de benoeming van een ver-
tegenwoordiger willen verbinden. Het benoemen van een ambtenaar als
vertegenwoordiger van het gemeentebestuur zou spreker onjuist vinden,
omdat in voorwaarde i is bepaald, dat burgemeester en wethouders de door
hen aan te wijzen vertegenwoordiger kunnen doen bijstaan door een des-
kundige, dus door een ambtenaar. Dat is naar sprekers mening voldoende.
Het moet dus iemand ult een bestuurscollege zijn.
De Voorzitter wil hier nog iets aan toevoegen. Het zou natuurlijk prak-
tisch zijn wanneer de vertegenwoordiger uit het college van burgemeester
en wethouders werd gekozen omdat een raadslid - spreker wil even ver-
onderstellen dat een raadslid benoemd zal worden aan het college van
burgemeester en wethouders steeds schriftelijk verslag moet uitbrengen.
Het schijnt wel de bedoeling geweest te zijn om bij „gemeentebestuur" te
denken aan het dagelijks bestuur. Spreker gelooft niet, dat uitdrukkelijk
behoeft te worden vermeld, dat daaronder ook de raadsleden vallen, want
het bestuur van de gemeente wordt naar sprekers mening gevormd door de
raad met het college van burgemeester en wethouders. Deze toevoeging
zou een overbodigheid zijn. Met deze redactie wordt geenszins uitgesloten,
integendeel opengelaten, dat een lid van de raad wordt aangewezen.
Het zou inderdaad de meest praktische oplossing zijn iemand aan te
wijzen van de kleur van de instelling, maar ook dat is weer niet geboden.
Het college hoopt daarbij de wijsheid te vinden om iemand te benoemen
die geacht kan worden dat allemaal aan te voelen. Het lijkt spreker, zoals
de heer Pliester zegt, ook wel praktisch, dat de vertegenwoordiger althans
zo'n beetje de sfeer en de opvattingen van het bestuur waarvan hij lid
wordt, aanvoelt. Zoals de zaak nu ligt, is dat alles nog opengelaten. Het
college had dus aanvankelijk het voornemen iemand uit het college of
zelfs misschien een ambtenaar te benoemen. Spreker gelooft niet dat de
functie zo belangrijk is, maar het meer gaat om het principe.
Mr. Rutgers wil er geen halszaak van maken. Het bestuur van dit
bejaardentehuis is voortreffelijk en zeer wel in staat dit tehuis te besturen
zonder de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van het gemeente-
bestuur. Spreker heft hier toch wel de vinger op, wanneer hij een paar
dingen hoort waarvan hij meent dat zij niet juist zijn. Spreker gelooft dat
het niet juist is, dat de vertegenwoordiger een spaarzaam gebruik maakt
van het recht om de vergaderingen bij te wonen en dat dit alleen zou
moeten gebeuren wanneer er financiële zaken ter sprake komen die het
gemeentebestuur aangaan. In het besluit staat, dat de vertegenwoordiger
