103 2eAfd. 26 september 1963. UITKERINGS- EN PENSIOENVERORÖENING WETHOUDERS 1963. Aan de Raad, In de memorie van antwoord op het afdelingsverslag over de begro- tingen voor het dienstjaar 1963 gaven wij ons voornemen te kennen een voorstel aan Uw Raad te doen tot het verhogen van de pensioenen der oud-wethouders en hun nabestaanden overeenkomstig de daarvoor bestaande mogelijkheden. Deze mogelijkheden zijn thans belichaamd in de in het staatsblad van 29 mei 1963, no. 210, opgenomen wet onder de naam Pensioenmaatregelen 1963, houdende een ingrijpende wijziging in het stelsel van berekening van de overheidspensioenen. In deze wet zijn mede bepalingen opgenomen met betrekking tot de wethouderspensioenen. Op grond van de wet zullen de pensioenen van wethouders en van hun weduwen en/of wezen te rekenen met ingang van 1 januari 1963 een ver- hoging kunnen ondergaan om deze pensioenen aan te passen aan de stijging van de kosten van levensonderhoud en de verhoogde welvaart. Voorts zullen de pensioenen krachtens de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet in eerdergenoemde pensioenen kunnen worden ingebouwd. Een en ander kan, vooral voor de reeds lang gepensioneerden, een met- onaanzienlijke verhoging hunner pensioenen met zich medebrengen. Wij achten het dan ook gewenst, dat de bestaande uitkerings- en pen- sioenverordening wethouders, vastgesteld bij Uw besluit van 21 maart 1957, no. 32, wordt vervangen door een nieuwe regeling, welke in overeen- stemming is met de wet Pensioenmaatregelen 1963. Het ontwerp van een dergelijke regeling wordt U hierbij voorgelegd. Paragraaf 1 van de ontwerp-verordening regelt de uitkering aan aftredende wethouders. De desbetreffende bepalingen zijn, een kleine wijzi- ging van artikel 4 daargelaten, ongewijzigd gebleven en zijn derhalve aan de bestaande regeling ontleend. In de paragrafen 2 en 3 zijn het eigen pensioen van de wethouders en het pensioen van hun weduwen en wezen geregeld. De samenloopregelingen tussen deze pensioenen enerzijds en pensioenen of uitkeringen krachtens de Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet anderzijds zijn nader uitgewerkt in de paragra- fen 2a, 3a en 3b der ontwerp-verordening. De aanpassingsregeling, welke ten doel heeft de pensioenen gelijke tred te doen houden met algemene wijzigingen van het bezoldigingspeil, is opgenomen in paragraaf 4, alsmede in bijlage a van de ontwerp- verordening. Het verhaal van pensioensbijdragen wordt met ingang van 1 januan 1964 verhoogd van 3 tot 4% van de wedde. De overige bepalingen, opgenomen in de paragrafen 5 en 6 van de ont- werp-verordening, behoeven naar onze mening geen nadere toelichting. De nieuwe regeling zal in haar geheel beschouwd een gunstiger pen- sioenvoorziening bieden dan de bestaande. In sommige gevallen zullen echter aan de bestaande regeling hogere aanspraken kunnen worden ontleend. In verband hiermede geeft artikel 40 aan hen, die op de dag, vooraf- gaande aan de datum van inwerkingtreding van de verordening, wethouder der gemeente waren, de gelegenheid om zich uit te spreken voor het behoud van het uitzicht op de bestaande voorziening.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1963 | | pagina 25