103
2e Afd.
26 september 1963.
liggende tussen de aanvang en het einde van de diensttijd, waarnaar
het pensioen is berekend.
Artikel 14.
Voor de toepassing van artikel 13 geldt het volgende:
1. Het algemeen ouderdomspensioen wordt geacht betrekking te hebben
op het tijdvak, liggende tussen de tijdstippen waarop belanghebbende
de leeftijd van 15 jaar en die van 65 jaar heeft bereikt.
2. AIs diensttijd wordt uitsluitend in aanmerking genomen de diensttijd
gelegen voor het tijdstip, waarop de leeftijd van 65 jaar is bereikt.
Artikel 15.
1. Indien een pensioen is toegekend aan een gehuwde vrouw, die geen
zelfstandig recht heeft op een algemeen ouderdomspensioen noch
duurzaam gescheiden van haar echtgenoot leeft, wordt eerstbedoeld
pensioen, mits zij 65 jaar of ouder is, voor de toepassing van deze para-
graaf geacht aan haar echtgenoot te zijn toegekend.
2. In het geval, bedoeld in het vorige lid, wordt voor de toepassing van
artikel 13 uitgegaan van het algemeen ouderdomspensioen, bedoeld in
artikel 8, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, tenzij en voor
zover het volgend artikel toepassing vindt.
Artikel 16.
1. Indien in het geval, bedoeid in artikel 15, eerste lid, aan belanghebben-
de tevens een pensioen als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder b, is
toegekend en de diensttijd waarnaar de pensioenen zijn berekend
geheel of gedeeltelijk samenvalt, overschrijdt het totaai van de vol-
gens de voorgaande artikelen voor eik pensioen berekende bedrag van
het algemeen ouderdomspensioen voor zover dit geacht kan worden
betrekking te hebben op een tijd, overeenkomende met evenbedoelde
samenvallende diensttijd niet het bedrag van het algemeen ouder-
domspensioen dat geacht kan worden betrekking te hebben op een tijd
overeenkomende met meerbedoelde samenvallende diensttijd.
2. Indien een overschrijding als bedoeld in het vorige lid plaats zou vin-
den, wordt het voor ieder pensioen volgens de voorgaande artikelen
berekende bedrag van het algemeen ouderdomspensioen voor zover
betrekking hebbende op samenvallende diensttijd, als bedoeld in het
vorige lid, verminderd tot een zodanig deel van het bedrag van het
algemeen ouderdomspensioen, bedoeld aan het slot van het vorige lid,
als elk onverminderd bedrag zich verhoudt tot de som van die bedragen.
3. Indien aan belanghebbende pensioen, bedoeid in artikel 12, eerste iid,
onder b, en tevens een ander pensioen, als bedoeld in artikel 9, tweede
lid, is of geacht wordt te zijn toegekend, vinden de vorige leden over-
eenkomstige toepassing, met dien verstande, dat:
a. indien het betreft pensioenen, toegekend krachtens de Pensioenwet
voor het personeel der Koninklijke marine-reserve 1923 of de Pen-
sioenwet voor het reservepersoneel der landmacht 1923, voor de
toepassing van dit artikel niet als diensttijd geldt de tijd, welke
krachtens de artikelen 15 van genoemde wetten met vier per mille
van de pensioensgrondslag is vergolden;
b. indien de som van de diensttijd waarnaar de pensioenen zijn of
geacht worden te zijn berekend, 40 jaren overschrijdt, deze over-
schrijding geacht wordt samenvailende diensttijd te zijn voor zover
deze overschrijding meer bedraagt dan de samenvallende diensttijd
bedoeld in het eerste lid.