103
2e Afd.
26 september 1963.
Artikel 23.
Het gezamenlijk bedrag aan weduwen- en wezenpensioen of aan wezen-
pensioen gaat het tweevoud van het bedrag van het in het eerste lid van
artikel 22 onder a onderscheidenlijk onder b bedoelde weduwenpensioen
niet te boven. Indien in verband met dit voorschrift de pensioenen een
vermindering moeten ondergaan, geschiedt deze in evenredigheid van de
bedragen dier pensioenen.
Artikel 24.
1. Indien wegens een zelfde sterfgeval voor de weduwe aanspraak bestaat
op meer dan één weduwenpensioen op de voet van deze verordening,
dan wel op een weduwenpensioen, zowel op de voet van deze verorde-
ning als krachtens een andere regeling, ais bedoeld in het tweede lid,
en het totaal dier pensioenen meer zou bedragen dan 11.562,
worden de weduwenpensioenen, onderscheidenlijk wordt het weduwen-
pensioen, waarop op de voet van deze verordening aanspraak bestaat,
beperkt tot een zodanig gedeelte van dat bedrag, als evenredig is aan
de verhouding, waarin die pensioenen staan onderscheidenlijk dat pen-
sioen staat tot het totaal der pensioenen.
2. Onder een weduwenpensioen krachtens een andere regeling wordt in
dit artikel verstaan een weduwenpensioen ten laste van de Nederlandse
Schatkist anders dan ingevolge wettelijke garanties of ingevolge
overneming van de verplichting tot betaling ten laste van
Suriname, van de Nederlandse Antillen, van een publiekrechtelijk
lichaam in Nederland of in één der evengenoemde gebieden, dan wel
ten laste van een door het openbaar gezag in Nederland of in één van
die gebieden ingesteld fonds.
3. Indien het bedrag van het weduwenpensioen, als bedoeld in het tweede
lid, dan wel het hoogste bedrag, waarop dat pensioen, berekend naar
de maximaal in aanmerking komende diensttijd, kan worden toege-
kend, meer bedraagt dan 11.562,—, treedt dat hogere bedrag voor de
toepassing van het eerste lid in de plaats van het bedrag van
11.562,—.
4. Het bepaalde in de voorgaande leden is van overeenkomstige toepas-
sing ten aanzien van het wezenpensioen, met dien verstande, dat in
plaats van f 11.562,wordt gelezen ten aanzien van een kind, als
bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder a, f 2.313,en ten aanzien van
een kind, ais bedoeld onder b van dat artikellid, 4.625,
5. Het bepaalde in het vierde lid van artikel 9 vindt overeenkomstige
toepassing.
Artikel 25.
Het weduwen- en wezenpensioen gaat in met de dag, volgende op die
van het overlijden van hem, aan wie het werd ontleend; het eindigt met
de laatste dag van het kwartaal, waarin de rechthebbende overlijdt. Het
wezenpensioen eindigt bovendieri met de laatste dag van het kwartaal in
de loop waarvan de rechthebbende meerderjarig is geworden.
Artikel 26.
1. Het weduwenpensioen eindigt voorts bij een volgend huwelijk en wel
met de laatste dag van het kwartaal, in de loop waarvan het huwelijk
heeft plaats gehad.
2. Wordt dat huwelijk, anders dan door opvolgend huwelijk met rechter-
lijk verlof, ontbonden, dan wordt aan de vrouw haar oude pensioen
weder toegekend. Zou haar ter zake van het latere huwelijk eveneens
pensioen toekomen krachtens of op de voet van de wet van 1 augustus