103
2e Afd.
26 september 1963
van hem, die op 1 september 1956 het ambt van wethouder bekleedde en
daartoe binnen zes maanden na het tijdstip, waarop hij als zodanig af-
treedt, schriftelijk aan burgemeester en wethouders de wens te kennen
geeft.
Artikel 41.
1. De met ingang van een datum, voorafgaande aan het tijdstip van het
in werking treden van deze verordening, aan gewezen wethouders en
aan weduwen en wezen van wethouders en gewezen wethouders toe-
gekende pensioenen worden met ingang van dat tijdstip geacht
krachtens deze verordening te zijn toegekend.
2. Een pensioen, als bedoeld in het eerste lid, met uitzondering van dat
van hem, die de in artikel 40 bedoelde wens heeft kenbaar gemaakt,
wordt, indien het lager is dan het pensioenbedrag, dat zou zijn toe-
gekend, indien deze verordening van kracht was geweest op het tijd-
stip, waarop het recht op dat pensioen is ingegaan, met ingang van het
tijdstip van het in werking treden van deze verordening ambtshalve
tot dat bedrag verhoogd.
3. Toepassing van het vorige lid met betrekking tot de artikelen 9 en 24
van deze verordening geschiedt nadat op de pensioenen de Aanpas-
singsregeling pensioenen, opgenomen in de artikelen 35 en 36 van deze
verordening, is toegepast.
Artikel 42.
De premie die ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de Algemene
Weduwen- en Wezenwet van een persoon wordt geheven ter zake van
inkomsten uit een ambt of betrekking, waarin hij uitzicht heeft of, indien
uit hoofde van enigerlei omstandigheid zodanig uitzicht nog niet bestaat,
zou hebben gehad, op een pensioen krachtens deze verordening, wordt
voor hem voldaan uit de gemeentekas.
Artikei 43.
Voor zover van een rechthebbende op een pensioen krachtens deze ver-
ordening ter zake van het genot van dat pensioen premie krachtens de
Algemene Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet wordt
geheven, wordt hem, ten laste van de gemeentekas, overeenkomstig de
verhouding, waarin de premie, bedoeid in artikel 23 van de Algemene
Ouderdomswet, respectievelijk artikel 38 van de Algemene Weduwen- en
Wezenwet, voor de ambtenaren, in dienst van de overheid, door wedde-
verhoging wordt gecompenseerd, een vergoeding daarvoor verleend.
Artikel 44.
1. In bijzondere gevallen, waarin de toepassing van deze verordening tot
een, naar het oordeei van burgemeester en wethouders, onredelijke
uitkomst leidt, zijn burgemeester en wethouders bevoegd, na machti-
ging van de raad, ten gunste van de belanghebbende een besiissing te
nemen, die met de strekking van deze verordening overeenkomt.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder pensioen verstaan een
pensioen, waarop deze verordening van toepassing is.
Artikel 45.
1. Deze verordening wordt, behoudens het bepaalde in het volgende lid,
geacht in werking te zijn getreden met ingang van 1 januari 1963, met
ingang van weike datum worden geacht te zijn vervailen: