204 9 oktober 1963. plannen zeer bekwaam zijn, over het algemeen in het calculeren van prij- zen zwak zijn. Spreker gelooft dan ook, dat de heer Stevens een zeer bekwaam man is. Spreker is van mening, dat door burgemeester en wet- houders later nog een aanvullend krediet zal moeten worden gevraagd voor de posten vallende onder het hoofd „inrichting" ad 110.000,om- dat te verwachten is, dat het daarin begrepen materiaal en arbeidsloon duurder zal worden. De voorzitter: „Dat zit in de begroting". De heer ¥an der Linden zegt, dat hij ten aanzien van punt c van het besluit niet behoeft te zeggen, dat hij daartegen nog altijd zijn bekende bezwaren heeft. Hij is van mening, dat de feiten zoals zij zich in deze zaak hebben afgespeeld, hem wel een klein beetje in het gelijk stellen. Het heeft hem wel goed gedaan, dat in de commissie voor openbare werken en in de raad stemmen zijn opgegaan die in de richting van sprekers zienswijze gaan. Spreker zal zich niet tegen dit voorstel verklaren maar ten aan- zien van punt c handhaaft hij zijn bezwaar. Wethouder mr. Van Wijk antwoordt, dat, wat de opmerking van de heer Rutgers betreft, spreker meent gezegd te hebben, althans heeft be- doeld te zeggen, dat de keuze van de architect in de eerste plaats een zaak van het college is en niet van de raad. Alleen uit het bouwplan dat wordt voorgelegd kan de raad beoordelen of de keuze van de architect een juiste is geweest. Spreker weet niet precies hoe hij het geformuleerd heeft, maar hij meent dat hij heeft gezegd dat het college de architect zal aanwijzen, ook in de toekomst, maar dat de raad op grond van een gebrekkige vorm- geving of wat dan ook kan zeggen, dat burgemeester en wethouders een verkeerde keuze hebben gedaan en dat komt dan vanzelf hierin tot uiting, dat de raad met het plan niet akkoord gaat. Het is moeilijk een andere procedure te bedenken. Spreker wil gaarne toezeggen, dat hij met de com- missie van openbare werken, vooral wanneer er grote werken moeten worden gebouwd, overleg zal plegen of de architect, ten aanzien van wie het college een suggestie doet, zal worden aangezocht. Wat de opmerking van de heer Van der Linden betreft is spreker er van overtuigd, dat uit deze gang van zaken niet het gelijk aan de kant van de heer Van der Linden is gebleken, maar aan sprekers kant, n.l. dat door deze wijze van werken de juiste cijfers naar boven zijn gekomen. Spre- ker ziet niet in, dat deze gang van zaken een bevestiging is van de bezwa- ren van de heer Van der Linden. Spreker ziet wel andere bezwaren. Ook spreker zou veel liever de vrije concurrentie inschakelen, waar in een normale tijd zeker voordeel in kan zitten doordat er wat scherper gecalcu- leerd wordt en daardoor een wat scherper prijs uit de bus komt. Maar laat men zich niet wijs maken dat dit op het moment al aan de orde is of ZOU kunnen zijn. Burgemeester en wethouders hopen dat dit spoedig wel het geval zal zijn, hoewel spreker het helaas nog niet ziet. Het ontwerp-besluit wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming vast- gesteld. Het is de voorzitter een hartgrondige behoefte de raad voor dit besluit dank te zeggen. BEGROTINGSWIJZIGING Tevens wordt de bij dit besluit behorende 8e wijziging van de gemeente- begroting 1963, aangevende voor de gewone dienst in inkomsten en uit- gaven een verhoging van 186.418,46 en voor de kapitaaldienst in in- komsten een verhoging van 620.200,en in uitgaven een verhoging van 1.610.000,zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. HierrisVgRiit de voorzitter de vergadering. e secretaris,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1963 | | pagina 10