19 december 1963.
236
De begroting van een gemeente geeft eigenlijk een soort van moment-
opname van de mening van het gemeentebestuur in engere zin over de
stand van de gemeentelijke financiën in het toekomstige jaar. Het is, be-
houdens de mogelijkheid van voortdurende wijzigingen, in elk geval geen
variabele budgettering, maar het is een statische constatering van een toe-
stand van onze financiën in een dynamische wereld. Ik geloof, dat er wei-
nig denken voor nodig is om toch wel eens even naar die dynamiek in
de wereld en (waar de wereld kleiner is geworden en wij in grotere eco-
nomische groeperingen met de landen om ons heen leven) speciaal in de
landen waarmede wij onmiddellijk zijn verbonden en nog meer speciaal
naar de toestand in ons land zelve, te zien. Als wij dat niet doen, dan heb-
ben wij geen goed inzicht in onze eigen omstandigheden.
Laten wij de blik eens richten naar de landen van de E.E.G., waarvan
wij deel uitmaken. Wel heeft de West-Duitse Minister van Economische
Zaken, Kurt Schmücker, zijn land in 1964 een gunstige economische ont-
wikkeling voorspeld. Hij heeft gezegd, dat het nationale inkomen met 6
zou vermeerderen en het bruto nationaal product het astronomische cijfer
van 377 miljard Mark zou bereiken. Hij heeft echter ook gewaarschuwd,
dat zijn optimisme geen groen signaal is voor onbeperkte verlangens.
Werkgevers en werknemers zouden beheersing moeten betrachten met
prijs- en loonverlangens. In feite weet ik echter, dat over de gehele linie
in Duitsland ook een overspanning van de werkgelegenheid heerst. Heeft
Duitsland zijn „Wirtschaftswunder" na de oorlog kunnen bereiken door
inzetting van alle krachten op een werkelijk onnavolgbare wijze en is het
er zelfs in geslaagd om alle arbeidsreserves, die in de aanvang bestonden,
door de grote omvang van de vlucht uit Duitsland achter het ijzeren gor-
dijn en de Berlijnse muur, op te teren (zij het met een restant aan mense-
lijke wrakken, die op geen wijze in de maatschappelijke productie en in
de maatschappij schijnen te kunnen worden opgenomen en die ook nu nog
in kampen leven), thans is ook die reserve opg-eteerd en heerst dus ook
daar een grote overspanning. Ook daar een stijging van kosten en een
grote daling van marges, waaruit nieuwe investeringen zouden kunnen
worden gefinancierd. In dat opzicht ligt de toestand daar dus in hetzelfde
vlak als wij hier beleven en waarop ik nog nader zal terugkomen.
Ondanks de jongste stakingen van overheidspersoneel in Frankrijk zijn
daar toch onder de in onze ogen wellicht wat te ver gaande, ietwat dicta-
toriaal aandoende overheidsmaatregelen, de economische omstandigheden
belangrijk verbeterd. De stabilisatie van de nieuwe franc, die zich toch
vrij constant weet te houden en die zich aan de inflatorische invloeden
van de oude franc, die tot een fractie van haar oorspronkelijke waarde
was gedaald, heeft weten te onttrekken, heeft, economisch gezien, een
heropleving tengevolge gehad. Grote groepen van industriële ondernemin-
gen hebben zich tezamen ingezet voor een grote rationalisatie in die zin,
dat bepaalde producten in grote quantiteiten door een enkele fabriek wor-
den gemaakt, waardoor massaproductie in de plaats van de zoveel minder
effectieve, in kleinere hoeveelheden werkende seriefabricage, een veel goed-
koper pro'duceren heeft mogelijk gemaakt. Dat is op vele gebieden te zien.
Daardoor is internationaal bezien Frankrijk in vele opzichten een poten-
tieel geduchte concurrentiefactor geworden en gaat het Frankrijk, ook
doordat het zich op de buitenlandse markt beter kan bewegen dan voor-
heen, (en hierbij wordt niet in de laatste plaats gedacht aan gebieden, die
voordien door de duurte van het franse product niet bediend konden wor-
den) economisch gesproken goed. Ten bate van haar handels- en beta-
lingsbalansOndanks de geweldige kosten van de militaire „force de frap-
pe" (letterlijk: slagkracht), waarmede Generaal de Gaulle schermt.
Ik wil thans iets zeg'gen, waar ik in het voorgaande met moedwil nog
niet op ben ingegaan. Over ons lidmaatschap van de E.E.G. en meer spe-
ciaal, de landbouwpolitiek, waardoor onze economie in het bijzonder kan