20 december 1963. 296 Heemstede niets te maken heeft met het Koningin Wilhelminafonds maar dat geldt voor vrijwel al dergelijke instellingen. Men moet nu eenmaal een grens trekken. Er is dus een principieel verschil tussen een erken- ningsbijdrage en een subsidie. Spreker vindt zeifs het binden van een erkenningsbijdrage aan het inwonertal onjuist. Een erkenningsbijdrage moet naar zijn mening een vast bedrag zijn. Het geeft alleen te kennen, dat men het met het streven van de vereniging eens is. Het bedrag van 250,dat de gemeente aan het K.W.F. geeft is een duidelijke erken- ning dat wij het heel belangrijk werk vinden. Er zijn ook erkennings- bijdragen van f 25. Principieel vindt spreker het niet juist om het bedrag te binden aan het inwonertal omdat daardoor het hele werk afhankelijk wordt gesteld van de vaste inkomsten van de gemeente. Want wat doen wij dan? Wij zeggen dan, dat alle gemeenten samen moeten zorgen voor de instandhouding van dit werk; dat is onjuist, want dit is een Rijkstaak. Op principiële gronden zal spreker tegen het voorstel stemmen. Ir. Kooijmans is het ten aanzien van het verhogen van het subsidie van Jong Haarlem eens met het standpunt van burgemeester en wethouders n.l., dat elke gemeente moet bijdragen voor de cursisten die uit die ge- meenten komen. Spreker kan dan ook niet het voorstel om de subsidie te verhogen tot 36 onderschrijven. Het is bekend, dat het Koningin Wilhelminafonds prachtig werk ver- richt. Daarvoor wordt door particulieren ook veel bijgedragen. Spreker is het met de heer Rutgers eens, dat hier eigenlijk een taak ligt voor de centrale overheid en dat het feitelijk niet nodig moet zijn, dat de gemeen- ten voor dergelijke instellingen bijdragen. Spreker kan daarom niet voor een verhoging van deze bijdrage zijn. De heer Scheer is het niet eens met zijn fractievoorzitter en ook niet met de heer Kooijmans. De erkenningsbijdrage is destijds, en dat is spreker zo volkomen met de heer Verkouw eens, op een bepaald bedrag gefixeerd. In die tijd vond men dat voldoende. De tijden zijn gewijzigd, ook voor de kankerbestrijding. Spreker vindt het daarom juist, dat de raad zich beraadt op een verhoging van dat bedrag. Dat de erkenningsbijdrage al of niet gekoppeld blijft aan het inwonertal interesseert spreker minder. Het gaat er hem om, dat de bijdrage wordt verhoogd. Daarom zal spreker het voorstel van de heer Verkouw e.a. gaarne ondersteunen. Wethouder Corver zegt, dat het hele college, trouwens allen, bijzonder sympathiek staat tegenover de doelstellingen van Jong Haarlem Voor- uit. Wanneer burgemeester en wethouders dus hebben voorgesteld om voor iedere cursist uit Heemstede niet 36 maar 30 te geven, dan heeft dat alleen een administratieve bedoeling gehad, als spreker het zo mag uit- drukken. Men kan nu wel zeggen, dat de gemeenten die verder van Haar- lem af liggen minder aanleiding hebben dan Heemstede om die subsidie te betalen, maar volgens spreker gaat het er om, dat ook deze gemeen- ten cursisten hebben bij Jong Haarlem en dat zij daarvoor niet betalen. Spreker meent, dat het een zaak van Jong Haarlem is om de gemeente- besturen er van te overtuigen, dat zij niet mogen achterblijven bij die gemeentebesturen die in deze hun plicht wel verstaan. Het argument dat Beverwijk het niet kan betalen, vindt spreker bijzonder zwak, want dan zou het haast te hopen zijn dat de gemeente in een nare financiële situatie terecht komt. Zij zou dan geen subsidie behoeven te betalen want andere gemeenten doen dat dan voor haar. Dat is misschien wat kras uitgedrukt, maar spreker bedoelt daarmede te zeggen, dat een tekort op de begroting geen argument is om achter te blijven bij hetgeen andere gemeenten moe- ten doen. Men moet zorgen dat men een sluitende begroting heeft en dat men financieel de zaken goed in orde heeft en dan kän men op dat punt zijn plichten vervullen. Het is van burgemeester en wethouders geen prin-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1963 | | pagina 13