20 december 1963.
326
Punt 27
Mevr. Vriesendorp zegt, dat zij buiten haar schuld iets te laat is terug-
gekomen. Zij vraagt of zij nog iets over vraag 27 mag zeggen.
De voorzitter: „Het spijt me wel, maar dat is niet meer mogelijk."
Punt 30.
Mevr. Cohen zegt, dat het antwoord op haar vraag inzake het benoemen
van een vrouwelijke ambtenaar van de burgerlijke stand haar een beetje
heeft verwonderd. Burgemeester en wethouders schrijven, dat er voor hen
geen aanleiding is om bij de op te maken aanbeveling het in de vraag
bedoelde onderscheid te maken. Onderscheid is volgens spreekster een
net woord voor discriminatie en die discriminatie bestaat er ten aanzien
van de vrouwen al eeuwen en eeuwen lang. Er zijn n.l. bijna geen vrouwe-
lijke ambtenaren van de burgerlijke stand. Dat is op zichzelf een wonder-
lijke zaak, want de vrouwen zijn tenslotte eeuwen en eeuwen lang uitslui-
tend en alleen voor het huwelijk opgeleid. Wie zou er dus deskundiger
over het huwelijk kunnen praten dan juist de vrouw! Spreekster gelooft
dat burgemeester en wethouders haar vraag niet helemaal hebben begre-
pen en zij neemt aan, dat zij met hun opmerking gedacht hebben aan
de mogelijkheid van het benoemen van onze vrouwelijke wethouder als
zodanig. In die richting heeft spreekster bij het stellen van haar vraag
echter niet gedacht en zij heeft ook allerminst gedacht aan de vrouwelijke
raadsleden, want zij meent, dat, zoals zij hier zitten, zij allen allang
aangetast zijn door de typisch mannelijke sfeer die in deze raadszaal
heerst. Zij trachten allemaal in lange logisch opgebouwde zinnen te spre-
ken. Zij zeggen ,,meneer de voorzitter", terwijl hen dat eigenlijk helemaal
niet ligt. Als vrouwen onder elkaar praten springen zij van de hak op de
tak en de vrouwelijke raadsleden zijn dus al zover, dat zij dat nauwe-
lijks meer kunnen. Spreekster heeft in een andere richting gedacht en
wel aan een lichtend voorbeeld dat in Hoorn bestaat, waar een vrouw,
die niets met de raad of wat ook te maken heeft, is benoemd tot ambte-
naar van de burgerlijke stand. Zij vat haar taak op typisch vrouwelijke
wijze op. Zij laat de bruidsparen bij zich thuis komen, zij praat een
uurtje met ze onder het genot van een kopje thee met bruidssuikers en
dan voelt zij zich daarna in staat om bij het huwelijk een persoonlijk
woord tot de bruidsparen te spreken. Een mannelijke ambtenaar van de
burgerlijke stand zou dit niet kunnen doen en daarom meent spreekster,
dat het juist niet in de mannelijke sfeer ligt om dit werk te doen. Zij
meent, dat in vele gemeenten wel een dergelijke vrouw te vinden zal zijn.
Zij moet dus zelf in de eerste plaats enthousiast over het huwelijk zijn en
bereid zijn iets van haar wijsheid en ervaring op dit gebied op een zeer
persoonlijke manier aan de bruidsparen mede te delen. Spreekster hoopt
dat, nu zij haar vraag heeft toegelicht, burgemeester en wethouders
bereid zijn een meer positief antwoord te geven.
De voorzitter antwoordt, dat wanneer in Heemstede een dergelijk wereld-
wonder aanwezig zou zijn, burgemeester en wethouders uiteraard vol-
gaame een vrouwelijke ambtenaar van de burgerlijke stand zullen voor-
dragen en een aantal kilo's bruidssuikers beschikbaar zullen stellen. Die
discriminatie, als door mevr. Cohen bedoeld, is al eeuwen gaande, Gode
zij dank. Men kent sprekers standpunt in deze. Hij vindt vrouwen aller-
liefst maar het liefst vindt hij ze als vrouw. Spreker begrijpt wel wat
mevr. Cohen bedoelt en burgemeester en wethouders zullen ernstig aan-
dacht aan haar idee besteden als er eens een geschikt iemand is. Man-
nelijke ambtenaren van de burgerlijke stand die geschikt zijn, zijn trou-
wens ook bijna niet te vinden.