20 december 1963. 336 ker zou niet willen bewrjzen maar toch wel de aanduiding willen geven, dat uit deze cijfers blijkt, dat in de particuliere sector hooguit de helft van de bouwproduktie ten goede is gekomen aan de eerder genoemde 85 van de aanvragers die ten hoogste de huur van een premiewoning kan betalen en 50 aan de eerdergenoemde 15 van de aanvragers die een hogere huur kan betalen en dat dus in onze gemeente in de achterliggende 8 jaren, althans in de achterliggende 2 jaren, ten aanzien van de woning- voorziening, aan de beter gesitueerde groep van de bevolking toch wel een zekere prioriteit is verleend. Spreker heeft de indruk, dat de door het college aangekondigde enquete naar de totale woningbehoefte in onze gemeente, en dan ook nog gedetailleerd naar de koopkracht van de wo- ningzoekenden, wel zal uitmonden in de conclusie, dat het accent van de woningbouw in onze gemeente verlegd moet worden naar de sector met een huurwaarde van 1000 f 1200 per jaar en uiteraard ook naar de met nog minder koopkracht gezegende inwoners van onze gemeente. Sprekers fractie is uiteraard buitengewoon nieuwsgierig naar het resui- taat van de enquête die het college omtrent dit vraagstuk zal gaan in- stellen. Zij acht de enquete bijzonder belangrijk, juist in verband met het nieuwe woningbouwbeleid dat van overheidswege zai worden gevoerd. Er is gisteren al op gewezen, dat dat nieuwe beleid voor- en nadelen kan op- leveren. Spreker heeft begrepen en hij meent dat hij wel iets weet van wat de minister van volkshuisvesting en bouwnijverheid met diens nieuwe bouwbeleid beoogt dat de minister eigenlijk twee dingen wil bereiken, nl. le. een vergroting van de jaarlijkse bouwproduktie en 2e. deze pro- duktie daar te brengen waar zij het meest noodzakelijk is. Spreker gelooft dat dit de twee hoofdgedachten zijn die aan het woningbouwbeleid van de minister ten grondslag liggen. Hierbij spelen gedeputeerde staten uiter- aard een belangrijke rol. In het verieden wees de minister aan de provincie een contingent woningwetwoningen toe, hetwelk dan door gedeputeerde staten eigenerbeweging over de gemeenten werd verdeeld, terwijl daar- naast de provinciale hoofden van dienst van het departement nog rijks- goedkeuringen verleenden voor de overige sectoren van de woningbouw- activiteit. In het nieuwe systeem zal de minister daarover geadviseerd door een bepaalde commissie die dat ook andere jaren deed aan de provincies wel een bepaald contingent toewijzen, maar hij zal nu van ge- deputeerde staten een advies vragen waarna de minister de definitieve toewijzingen vaststelt. Aan gedeputeerde staten is dus medegedeeld onder welke normen deze toewijzigingen aan de gemeenten moeten plaats vin- den. Daarbij zullen uiteraard tal van elementen en bepaalde normen in overweging moeten worden genomen. Spreker heeft begrepen, dat de mi- nister het nieuwe beleid wil enten op: ten eerste de in de gemeenten be- staande achterstanden aan woningen, daarnaast aan de planologische ont- wikkeling, aan de zgn. industriële groei en aan bijzondere plaatselijke omstandigheden, waarbij dan ook nog weer als bijzonder element naar voren komt, dat de minister een beleid wil voeren dat zich aanpast aan de in de diverse gemeenten bestaande produktiemogelijkheden. Als de gemeente, in het kader van het nieuwe toewijzingsbeleid van de overheid, wil proberen te claimen datgene wat haar eigenlijk toekomt, zal zij toch zelf moeten weten hoe de situatie in onze gemeente er uitziet. Daarom hecht sprekers fractie zo'n grote betekenis aan de te houden enquete om- dat daaruit inderdaad de gegevens gepuurd kunnen worden op grond waar- van het gemeentebestuur bij gedeputeerde staten want gedeputeerde staten brengen in feite de verdeling tot stand zijn ciaim op tafel kan leggen. Gisteravond is even gesproken over de mogelijkheid, dat aan agglome- raties of aan een groep van samenwerkende gemeenten een gemeenschap- pelijk contingent kan worden toegekend. Spreker heeft van minister Bo- gaers begrepen, dat hij in principe geen bezwaar heeft tegen het toewijzen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1963 | | pagina 53