337
20 december 1963.
van een contingent aan een agglomeratie of aan een groep van samen-
werkende gemeenten, maar dat hij dit volkomen overlaat aan de inzichten
van gedeputeerde staten. Bij gedeputeerde staten ligt hier dus het zwaar-
tepunt. Niet dat zij er over beslissen, maar hun advies aan de minister
zal in zijn algemeenheid door de minister als een zgn. bindend advies wor-
den opgevolgd. Ten aanzien van die groep van samenwerkende gemeenten
heeft de minister zeer nadrukkelijk in een circulaire aan gedeputeerde
staten medegedeeld, dat deze samenwerking op een vrijwillige basis moet
geschieden, zodat er dus geen dwang van gedeputeerde staten kan uit-
gaan bij de toewijzing van een gecombineerd contingent aan een groep
van samenwerkende gemeenten. Spreker vindt het toch wel belangrijk dit
even naar voren te brengen, omdat deze wetenschap voor het optreden
van het college toch wel van belang kan zijn. Daarnaast wil spreker er
°P wijzen, dat de minister bij de toewijzing van de contingenten uitgaat
van een voortschrijdende drie-jaarlijkse termijn hetgeen betekent, dat,
wanneer aan een gemeente een bepaald contingent is toegewezen b.v. voor
het jaar 1964, dit contingent ook geldt voor de jaren 1965 en 1966, met
dien verstande, dat gedeputeerde staten elk jaar, en dit van te voren aan
de gemeentebesturen mededelende, een correctie op de beschikbare con-
tingenten voor de volgende jaren kunnen aanbrengen. Het kan dus zijn
spreker fantaseert dus wat dat men 75 woningen krijgt toegewezen,
welk aantal het volgend jaar 70 of 80 kan zijn. Daar kan dus een variatie
op zijn, maar in zijn algemeenheid betekent het, dat de gemeente niet meer
heeft te maken met een jaarlijkse contingentering maar in feite met een
driejaarlijkse. Spreker zegt dat met enige nadruk, omdat het beleid van
het gemeentebestuur hierdoor een ander karakter kan verkrijgen. De
grootste narigheid die wij in Heemstede hebben ondervonden, betrof toch
zeker wel het gebrek aan continuïteit in de plannen. Spreker gelooft dat
er voor het gemeentebestuur vanaf dit ogenblik de mogelijkheid ligt, een
planning te maken voor de woningbouw voor ten minste 3 jaar. Dit opent
heel goede perspectieven omdat burgemeester en wethouders nu, wanneer
zij een plan voor de hele gemeente gereed zijn, een aannemer kunnen
aantrekken en dan niet alleen te maken hebben met een contingent over
een bepaald jaar, maar in principe met deze aannemer kunnen spreken
over een planning van zeker drie jaar. Naar sprekers smaak komt het
hele woningbouwbeleid van de gemeentebesturen daardoor op een veel
betere basis te berusten.
In dit verband is ook zeer belangrijk het antwoord dat het college heeft
gegeven op vraag 50 waarbij dus gevraagd is naar de planning die er zou
moeten zijn ten aanzien van de continuering van het woningbouwvraag-
stuk. Zijn fractie heeft begrepen, dat burgemeester en wethouders aan de
stedebouwkundige de opdracht hebben gegeven, op korte termijn plannen
hiervoor uit te werken. Zijn fractie heeft dat met grote voldoening gelezen
omdat dit alles, spreker herhaalt dat, in het toekomstig woningbouwbe-
leid in onze gemeente van zeer grote betekenis kan zijn. Eén van de on-
zekerheden die spreker in deze gemeente ten aanzien van het woning-
bouwbeleid heeft aangetroffen, is juist het gebrek aan een zekere plan-
matigheid. Spreker heeft in het Haarlems Dagblad het verslag van de
raadsvergadering van de gemeente Hillegom gelezen en daarbij heeft het
hem getroffen, dat de burgemeester op vragen van raadsleden heeft kun-
nen antwoorden, dat Hillegom ten aanzien van dit vraagstuk er goed
voorstaat. Hillegom heeft in de achterliggende jaren, toen de gronden nog
goedkoop waren, grote terreinen bouwrijp kunnen maken. Men heeft daar
nu plannen voor ongeveer 300 woningen gereed waarvoor de rijksgoedkeu-
ringen zijn aangevraagd. Zij kunnen dus voorlopig vooruit. Spreker vindt
dat een heel aardig voorbeeld van hoe het dan eigenlijk zou moeten op het
terrein van de gemeentelijke woningbouw en de woningvoorziening
Resumerende zou spreker willen zeggen: laat het college waakzaam