341
20 december 1963.
ding volkomen goed en zelfs ten gunste van de woningwetbouw. De vraag
is nl., in hoeverre aan de hand van de cijfers over de samenstelling van
de bevolking, woningwetwoningen nodig zijn voor mensen die ook werkelijk
in een woningwetwoning horen. Het laten onderzoeken door een socioloog
of welk bureau ook, wat voor soort woning de mensen graag zouden wil-
len hebben, heeft volgens spreker weinig zin. Het gaat er z.i. in de eerste
plaats om welk beleid het gemeentebestuur zelf wil voeren. Spreker zou
willen dat het pubiiek rijp wordt gemaakt voor de gedachte, dat het met
betrekking tot de huren los zal moeten komen van het voor woninghuur
beschikbare percentage van het inkomen van vôör de oorlog en dat het
zal moeten aannemen dat men voor het huren van een woning thans groter
financiële offers zal moeten brengen. Wil men een goed woningbezit in
Nederland verkrijgen, dan zal een ieder daarvoor een goed deel van zijn
inkomen dienen af te splitsen. Als de te enqueteren inwoners straks de
vraag krijgen voorgelegd wat zij nu eigenlijk willen, dan komt dat neer
spreker heeft het al meer gezegd op een heel goedkoop huis, op het zui-
den gebouwd, een vrijliggend tuintje, geen uitzicht op de buren en in een
mooie omgeving. En het is heel gewoon dat de mensen dit vragen. Maar
in de eerste plaats zuiien we zelf moeten bepalen wat ongeveer het per-
centage van het loon is dat men van iemand voor huur mag verlangen.
Als spreker dan die inkomens kent, dan weet hij buiten welke socioloog
ook om, hoe de woningpositie en de woningeisen zijn. Dat lijkt hem in de
eerste plaats een zaak van het college en de raad, die het beleid moeten
voeren. En als de heer Brandsma dan verder zegt, dat in de laatste 8
jaren de totale woningproduktie voor 55 is verzorgd in de particuliere
sector en voor 45 in de gemeenteiijke sector, dan ligt dat naar sprekers
mening allemaal niet zo raar. Dan is spreker zelfs van gevoelen, dat deze
cijfers met betrekking tot de mensen die woningwetwoningen nodig heb-
ben spreker zegt wederom niet willen hebben maar nodig zouden heb-
^en g"cinstig" liggen en dat de woningwetbouw zich in de laatste jaren
gunstiger ontwikkeld heeft dan de woningbouw voor de groep die dus
duurdere huizen kan betalen. A1 die bewoners van woningwetwoningen
zijn z.i. ook op weg om t.z.t., als het hun lukt, duurdere woningen te gaan
betrekken en dat is hun van harte gegund. Dus ook die duurdere woningen
worden nu al gebouwd voor mensen die nu nog om woningwetwoningen
vragenWij moeten niet speciaal de toestand op de dag van vandaag be-
kijken, maar ook een beetje in de toekomst schouwen. Spreker herhaalt
dat het college geen prioriteiten heeft verleend. Het college heeft ten aan-
zien van de woningwetbouw gedaan wat het heeft kunnen doen. Helaas
îs dit jaar de bouw van woningwetwoningen gestagneerd geweest maar
dat zal wel op zijn beentjes terecht komen, zodat het conting"ent voor 1963
eventueel tezamen met het contingent voor 1964 gebouwd zal kunnen wor-
den.
Verder is er gesproken over het maken van bouwplannen op langere ter-
mijn en het daartoe beschikbaar krijgen van grond. Hoewel hier ook een
groot stuk speculatie in zit, is spreker het met de diverse sprekers eens,
dat, op welke wijze het komt weet spreker niet precies in de toe-
komst toewijzingen van bouwvolume op langere termijn zuilen piaats
vmden. In de eerste plaats zal men moeten zorgen, dat zo spoedig mo-
gelijk de nodige wijzigingen van het uitbreidingsplan worden vastgesteld
om de bouwvolumes op langere termijn te kunnen realiseren. Of op lan-
gere termijn mag worden aanbesteed en of er nu al contracten mogen
worden gesloten, met of zonder plannen, op langere termijn, weet spreker
met. Hij heeft er wel eens iets over gehoord en hij heeft er beschouwingen
over gelezen, maar alles hangt naar zijn mening nog voor een groot deel
m de lucht. De zaak zo aanvoelend gelooft hij wel, dat dit alles komen
gaat. ln Den I-Iaag en eigenlijk overal waar men met deze materie te
maken heeft, ziet men wel in, dat de woningbouw in het groot moet wor-