347
20 december 1963.
zou te overwegen zijn, aan een stichting of een aannemer de gelegenheid
te bieden de bouw in één geheel uit te voeren, waardoor de inkoop van
materialen enz. voordeliger kan worden gedaan waardoor dus ook goed-
koper zou kunnen worden gebouwd. Spreker hoopt dat deze zaken de
grootste aandacht van het college zullen hebben.
Ten aanzien van de in te stellen enquete gelooft spreker, dat het van
betekenis zou kunnen zijn, dat één van de vragen zou luiden: of ook voor-
keur bestaat voor een eigen woning. Het zou nl. interessant zijn te weten
hoeveel mensen, die op het ogenblik bij het bureau huisvesting staan in-
geschreven, een eigen woning zouden willen hebben als hun de geiegen-
heid daartoe zou worden geboden. Daardoor is men nl. gevrijwaard van
huurverhoging enz. en krijgt men evengoed compensatie voor het onder-
houd van het huis. Spreker denkt dat daar meer animo voor bestaat dan
burgemeester en wethouders veronderstellen. Een dergelijke vraag op het
enqueteformulier zal z.i. zeker haar nut hebben.
Wethouder Mr. van Wijk zegt, dat naarmate dit debat vordert de gege-
vens meer, de vragen meer en de speculaties meer worden. Spreker heeft
dan ook behoefte aan een helder overzicht van al deze vragen en specu-
laties en hij gelooft eigenlijk wel dat dit ook met de raad het geval zal
zijn. Spreker hoopt een en ander te kunnen doen uitlopen in een beschou-
wing waarin al deze gegevens worden verwerkt en nagegaan wordt welke
mogelijkheden zich hier nu voordoen. De positieve kant van dit debat is
ongetwijfeld, dat gebleken is, dat alle raadsleden en ook het college de
woningpositie en de positie van de woningzoekenden ter harte gaat, en
dat alleen nog verschillend gedacht wordt over de snelste en doelmatigste
oplossing voor het grote kwaad dat altijd nog in ons midden is, de wo-
ningnood. We hebben veel gehoord en gelezen over de vraag vanwaar die
nood gekomen is, dat het niet allemaal nood zou zijn maar zelfs ten dele
welvaart, maar dat doet er allemaal weinig toe. In elk geval zoeken wij
met elkaar naar de meest doelmatige oplossing van dit probleem.
Spreker is het bepaald niet met de heer Brandsma eens, dat woningwet-
bouw de volkswoningbouw is. Het blijft toch altijd maar gesubsidieerde
bouw. De gemeenschap geeft die subsidie aan een bepaalde groepering van
de bevolking en dan meent spreker toch, dat het ook logisch is, dat die
subsidie terecht komt daar waar het hoort. Dat behoeft niet alleen bij
sociaal zwakken te zijn maar toch wel bij de laagste inkomens. Er blijft
een ongezond element in schuilen, wanneer een gedeelte van de bevolking
in gesubsidieerde woningen moet wonen zulks in tegenstelling tot die-
genen, die hun huis volledig kunnen betalen. Spreker heeft zelden tegen
subsidie bezwaar, maar subsidie blijft voor hem toch altijd het karakter
van steun behouden. Spreker zou een maatschappij wensen waarin geen
steun nodig was. Er is in een subsidieregeling een te waarderen element
aanwezig, nl. dat men helpt, er schuilt ook een ongezond element in, nl.
dat nog geholpen moet worden. De volkswoningbouw ziet spreker dus
helemaal niet als ideaal, het is helaas nog nodig en daar blijft spreker
van uitgaan.
De su.bsidie in de woningbouw moet terecht komen daar waar deze hoort
en niet bij mensen die toevallig op een lijst staan en graag goedkoop willen
wonen. Datjkomt er een tweede ongezond element in.
Spreker heeft al gezegd wat hij verstaat onder gemeentelijke bouw; daar
kan men het wel over eens zijn. De premiebouw valt daar buiten, zodat
daarover niet langer gepraat behoeft te worden. Goedkope woningen zijn
dus de oude woningen met lage huren, met de nog wettelijk beheerste
huren en natuurlijk ook de woningwetbouw.
Daten we niet lang praten over het begrip agglomeratie of groep van
samenwerkende gemeenten. Naar sprekers mening zal een agglomeratie
altijd uit meerdere gemeenten bestaan. In hoeverre er nu een juridisch