289
20 december 1963.
vankelijk leefde wel de overtuiging, in het bijzonder bij het college, dat
deze groepen toch eigenlijk niet gebruikt zouden kunnen worden. Als spre-
ker nu ziet, dat er reeds 21 ambtenaren op weeksalaris in groep 7 en 1
in groep 8 zijn opgenomen, dan gelooft hij dat dit toch wel een verbetering
in (ie situatie heeft gebracht. Voldoening geeft ook het feit, dat naar de
mening van het college de verbeterde salariëring oorzaak is, dat een aantal
ambtenaren dat elders werk had gevonden, is teruggekomen. Spreker
gelooft dus, dat de teneur van de hele zaak iets gunstiger ligt dan het vorig
jaar en hij hoopt, dat de nieuwe salarismaatregelen die de minister van
binnenlandse zaken voor het rijkspersoneel heeft getroffen en die dus
ongetwijfeld ook wel zullen doorwerken in de salariëring van het ge-
meentepersoneel, deze tendens nog zullen versterken. Spreker mag ten-
minste wel aannemen, dat deze zaak ook voor het gemeentepersoneel
haar beslag zal krijgen en hij ziet, vooral voor de ambtenaren op week-
salaris, hier toch wel bepaalde verbeteringen in. Spreker heeft begrepen,
dat de minister met ingang* van 1 januari a.s. de salarissen wil verhogen
met 10 nadat deze eerst met 0.6 zijn opgetrokken; dat hij de presta-
tiebeloning, waar de raad de vorige keer ook zo aangenaam over gedis-
cuteerd heeft, wil afschaffen en met een percentage van 8 in de lonen
verdisconteren, hetgeen spreker ook wel een verbetering, althans van het
basissalaris, lijkt, en dat er een wijziging zal komen in de salarisopbouw
voor de ambtenaren op weeksalaris. Daar zit naar sprekers mening ook
iets voor de mensen in. Tevens is spreker erg nieuwsgierig naar de wijze
waarop het akkoord inzake een minimumloon van f 100,per week in de
regeling zal worden verwerkt. Spreker hoopt dat het college aan een en
ander aandacht zal willen besteden. Misschien kan de wethouder hierover
al iets naders zeggen.
Mr. Rutgers zegt, dat de indertijd door de wethouder gedane toezeg-
gmg tot het invoeren van de prestatiebeloning en diens glimlachen toen
de heer Brandsma over het vervallen van de prestatiebeloning sprak, hem
aanleiding geeft hierover nog iets te zeggen. De prestatiebeloning zâl dus
worden afgeschaft en spreker denkt dat de wethouder nu zal zeggen:
Nou zie je wel, we hebben echt niet zo hard gelopen, we hebben echt niets
gedaan en we zijn er lekker uitgekomen. Daar is spreker het niet mee
eens. Spreker verdenkt de wethouder er van, dat hij de moeilijke perso-
neelsbeoordeling, de opleiding daarvoor, de moeilijke gevallen en de mis-
schien wat moeilijke gevolgen daarvan, gaarne ziet verdwijnen Spreker
meent dat de wethouder daarin geen gelijk heeft. Zoals spreker en ook
andere leden van de raad het vorige jaar hebben betoogd, is de persoon-
lijke beoordeling en de prestatiebeloning een middel om het gehele per-
soneel te beoordelen, zodat een ieder de juiste taak vervult, met plezier
werkt en de daarvoor staande beloning naar prestatie ontvangt. Spreker
zou niet met de wethouder willen zeggen: „we zijn van alles af, alle
opmerkingen die zijn gemaakt laat ik langs mij heengaan, we beginnen
met een schone lei". Want er zijn toch wel een paar dingen die spreker
gedaan zou willen hebben.
Ir. Kooijmans wil in verband met de komende salarismaatregelen voor
de werklieden wijzen op de positie van de lagere ambtenaren. De werk-
lieden krijgen nu een vast percentage loonsverhoging ter vervanging van
de prestatiebeloning. Maar de lagere ambtenaren, die geen prestatiebelo-
nmg ontvingen, komen nu achterop. Deze mensen hebben dus ten opzichte
van de werklieden een verlies geleden. Misschien is het mogelijk dat hier-
aan iets gedaan kan worden. Spreker zal niet pleiten voor het indelen van
deze ambtenaren in een hogere groep, want daarmede zou men het hele
schema van de opbouw van de salarisregeling doorbreken, maar misschien
îs het mogelijk een weg te vinden waardoor de lage ambtenaren niet te
veel bij de werklieden achterblijven.