20 december 1963.
362
aantal vrije zaterdagen moet worden uitgebreid, dan antwoordt hij ont-
kennend, want hij meent dat de belangen van de kinderen primair zijn.
De belangen van de ouders komen bij spreker op de tweede of derde
plaats. De algehele vrije zaterdag is z.i. niet in het belang van de kinderen
omdat dan de schoolprogramma's in elkaar moeten worden gedrukt zodat
de kinderen het programma in kortere tijd moeten doorwerken. Spreker
vindt het een bijzonder gelukkig verschijnsel, dat de overgrote meerder-
heid van het onderwijzend personeel de vrije zaterdag in zijn algemeen-
heid niet verlangt. Wat er in de komende jaren met betrekking tot de
vrije zaterdag verder zal gebeuren is natuurlijk niet te zeggen, maar
spreker meent dat door het voorkomen van moeilijkheden in het voorjaar,
zoals burgemeester en wethouders dat nu gaan betrachten, voorlopig kan
worden volstaan. Spreker hoopt dat verder zal worden afgezien van
pogingen om de vrije zaterdag nog uit te breidena
Mevr. Vriesendorp: „Het is dus eigenlijk een compromis."
Punt 72
Mevr. Cohen is uit gesprekken met enige hoofden van openbare scho-
len gebleken, dat tegenwoordig de iessen van de vakleerkracht voor
muziek zeer gewaardeerd worden. Deze hoofden waren sterk geporteerd
voor uitbreiding daarvan door het geven van muzieklessen in de lagere
klassen. Aangezien de jongere onderwijzers tegenwoordig op de kweek-
scholen een zeer grondige muzikale opleiding krijgen en aan de andere
kant het contact van de eigen onderwijzer met de klas groter is dan
dat ooit het geval kan zijn met een vakleerkracht die een enkel uurtje
komt, vraagt spreekster zich af of het geen aanbeveling zou verdienen
de vakleerkracht slechts in die klassen in te schakeien waar de onder-
wijzers zelf öf niet muzikaal genoeg zijn ôf niet de vereiste opleiding
hebben gehad en zich dus minder geschikt achten om muzieklessen te
geven. Spreekster vraagt of de wethouder bereid is te onderzoeken voor
hoeveel klassen muzieklessen door de vakleerkracht gewenst zouden zijn
om tot een goede muzikale vorming van de hele lagere schooljeugd te
komen. Bovendien zou spreekster willen vragen of hij wil overwegen,
de vakleerkracht in te schakelen in die klassen, dus ook de laagste, waar
de onderwijzer niet in staat is muziekiessen in de moderne zin te geven.
Onder muzieklessen verstaat spreekster dus bepaaid veel meer dan het
leren zingen van „Ferme jongens, stoere knapen"!
De heer van der Linden zegt, dat hij er indertijd mee akkoord is gegaan,
dat het muziekonderwijs bij wijze van proef werd ingevoerd en dat
wanneer die proef zou slagen daaraan dan uitbreiding zou worden ge-
geven. Met mevr. Cohen heeft spreker de overtuiging, dat men op de
scholen blij is dat dit onderwijs op deze wijze wordt gegeven. Spreker
heeft de stille hoop gekoesterd, dat burgemeester en wethouders dit
jaar er toe over zouden gaan het muziekonderwijs uit te breiden. Het
spijt hem dat het college niet zover is kunnen gaan, dat tenminste nog
één ieerjaar muziekonderwijs zou krijgen, maar Keulen en Aken zijn
niet op één dag gebouwd. In tegenstelling tot mevr. Cohen meent spreker,
dat het geven van muziekonderwijs door een vakleerkracht de voorkeur
verdient.
Wethouder Corver heeft begrip voor het verzoek uit de raad om de
muzikale vorming op de scholen uit te breiden. Spreker zou daar het
volgende tegenover willen stellen. Het muziekonderwijs wordt nu in één
van de klassen gegeven. Dit jaar wordt het schoolzwemmen weer inge-
voerd. Spreker weet wel, dat dit op een heel ander terrein iigt en niets
met muziekonderwijs te maken heeft, maar het kost ook weer tijd.
Verder hebben burgemeester en wethouders op één van de vragen ge-