369
20 december 1963.
10 15 jaar. Altijd als er iets nieuw wordt gemaakt bestaat er gevaar
voor vernieling. Dat ondervindt men zowel op de sportparken als op de
ijsbaan en bij de verschillende gebouwtjes van de sportverenigingen.
Spreekster gelooft echter, dat men ook een klein beetje vertrouwen in de
burgerij moet hebben. Spreekster zou ten deze en daarom is zij eigen-
lijk blij dat de heer Kooijmans dit onderwerp heeft aangeroerd via de
pers een sterk beroep willen doen op de ouders wier kinderen van deze
speelgelegenheden profiteren, opdat ze mede waakzaam zijn ten aanzien
van deze speelgelegenheden. Verder meent spreekster dat ook de politie
wel een wakend oogje in het zeil zal houden en dat het, waar het ge-
meentelijke speelgelegenheden betreft, ook de taak van de directeur van
de sportzaken is, zijn aandacht hier aan te besteden en als er iets zou
gebeuren wat niet deugt, dit ten snelste te signaleren.
Zoals de heer Kooijmans naar voren bracht, hadden vroeger de speel-
tuinen nogal veel van vernielingen te lijden. Spreekster gelooft dat dit
voor een deel ook wel voortkwam uit het feit, dat deze speeltuinen maar
een betrekkelijk klein gedeelte van de week geopend waren. Nu betreft
het open speelgelegenheden. De kinderen kunnen er vrij in- en uitgaan.
Spreekster zou toch willen vragen in deze een klein beetje vertrouwen te
hebben in de jongere mensen, in de burgerij en in het gemeentelijk toe-
zicht. Dit kan goed gaan.
Ir. Kooijmans merkt op, dat indertijd voor de provinciënbuurt een speel-
tuinvereniging werd opgericht die zeer enthousiast begonnen is maar op
een gegeven moment is opgeheven. Daarom is spreker bevreesd dat de
verwachting, dat de ouders bij dit werk kunnen worden ingeschakeld, niet
in vervulling zal gaan.
De voorzitter merkt op, dat het nu open speelgelegenheden betreft met
werktuigen die niet kapot gemaakt kunnen worden. Onderhoud vergt dit
materiaal bijna niet.
Ir. Kooijmans zegt, dat hij dat alles wel weet. Spreker heeft echter niet
veel vertrouwen in het beroep dat mevr. van der Meulen heeft gedaan op
de omwonende ouders van de kinderen die daar zullen gaan spelen om een
oogje in het zeil te houden. Maar als de directeur van de sportparken daar
toezicht gaat houden en een mannetje heeft om te kijken hoe het gaat,
kan spreker zich wel met het voorstel verenigen, maar alleen in dät geval.
Ir. Enschedé zegt, dat bij elkaar voor het maken van deze speelgelegen-
heden een krediet wordt gevraagd van 85.000. Spreker gelooft dat, als de
raad hier zo gemakkelijk overheen stapt, hij zich niet goed realiseert hoe
groot dat bedrag is. Spreker vraagt of in het bedrag van 70.000 het
bouwrijp maken van de grond begrepen is. Als dat zo is, is het bedrag
van 70.000 eigenlijk niet alleen voor de speelterreinen, maar ook voor het
op peil brengen van de gronden. Als er later een straat doorheen moet
of er moet iets anders met de terreinen gebeuren, zal het geen weggegooid
geld zijn geweest. Men zou in dat geval een langere afschrijvingstermijn
kunnen nemen. Mag spreker dat zö zien, want dan kan hij zich veel beter
met het voorstel verenigen dan nu het geval is.
Mevr. Mr. Gaasterland wijst er op, dat de woningbouwvereniging „de
Haemstede" op dit gebied een ervaring heeft gehad. Dat betrof een zand-
bak bij de flat aan de Sportparken welke ook aan de zorg van de bewo-
ners van de flat was toevertrouwd. De vereniging heeft er alleen onnoe-
melijk veel ellende van gehad, totdat de zandbak uiteindelijk moest wor-
den weggenomen.
Wethouder mevr. van der Meulen spijt het, dat het vertrouwen dat zij
nog wel wilde schenken, niet leeft bij hen die gesproken hebben. Zij wil
dan toch ter geruststelling zeggen, dat een groot deel van de kosten