27 februari 1964
49
spraak is gekomen met een g'eluid dat deze in zijn algemene beschouwin-
gen ten aanzien van de begroting 1964 heeft laten horen. Hij heeft toen
n.l. gezegd: „maar waarom gaan we toch in deze tijd van kruipende in-
flatie op die reserves zitten. Wij moeten niet benauwd zijn om het geld
uit te geven voor zaken die nuttig en nodig zijn." Als er iets nodig en
nuttig is en de heer Enschedé is daarvan overtuigd dan is het wel
deze restauratie en dan is nu het ogenblik aangebroken om het geld
daarvoor uit te geven.
Spreker herinnert zich, dat in de raad ook wel eens is gesproken over
het instellen van een fonds voor dorpsverfraaiing. Toen hebben burge-
meester en wethouders gezegd, dat men dat rustig aan hen kon overlaten,
dat zij naar geschikte punten in de gemeente zouden uitzien en met voor-
stellen zouden komen. Nu zowel de heer Enschedé als de heer Zegwaart
en de wethouder van financiën dit voorstel met een bezwaard hart bena-
deren, vraagt spreker zich af of dit niet een pracht gelegenheid zou zijn
om, als straks bekend is wat het aandeel van de gemeente in deze restau-
ratie is spreker zal dat voorlopig op 200.000 taxeren dit bedrag
ineens af te schrijven uit de reserves. Spreker meent, dat de reserves op
het ogenblik ongeveer twee miljoen bedragen. Het zou z.i. volkomen ver-
antwoord zijn voor dit heel speciale object uit de reserves te putten en
dit bedrag ineens af te schrijven.
De heer Scheer zegt, dat hij zich door zijn halsstarrigheid in de verga-
dering van 26 september de aanstichter van de toen voorgestelde motie
voelt, door er op aan te dringen om eerst een plan voor de bestemming
over te leggen en eerst dan een beslissing te nemen. Dat plan is er nu
en spreker is daar het college dankbaar voor. Alleen wil hij wel zeggen,
dat hij wel tevreden maar niet helemaal voldaan is omdat het z.i. pretti-
ger zou zijn geweest wanneer er een mogelijkheid was gevonden en mis-
schien is die nog wel te vinden om meer de toeristen dan de geïnteres-
seerde zakenman naar het te restaureren Oude Slot te trekken. Misschien
dat het college deze wens toch nog in gedachten wil houden en eventueel
met de Weverij De Ploeg wil bespreken. Spreker zal vöör het voorstel
stemmen.
De voor/.iltcr zegt, dat hij, toen hij de vorige keer aan de verdediging
van het voorstel van de meerderheid van het college begon, heeft gezegd,
dat hij er tegenop zag als tegen een berg en dat men hem zijn taak
zeker niet zou benijden. Vandaag is dat gelukkig anders. Spreker meent
n.l. te mogen constateren, dat de stemming ten opzichte van het voorstel
vanavond bepaald vriendelijk is. Spreker mag wel aannemen, dat de over-
grote meerderheid van de raad bereid is het voorstel van burgemeester
en wethouders te volgen.
Er is gezegd, dat men niet helemaal voldaan was en dat het cijfer voor
dit herexamen niet meer dan 6 of 7 kon zijn. Uiteraard hoopt men van
zijn kinderen dat zij met tienen thuis komen, maar dat gebeurt in deze tijd
niet. Zo is het ook met het college van burgemeester en wethouders nu
het een motie ter uitvoering kreeg die uitermate moeilijk gesteld was.
Spreker heeft een klein binnenpretje naar aanleiding van het feit, dat
enkele leden wel gedacht zullen hebben dat het vinden van een goede en
verantwoorde bestemming voor het rechterbouwhuis toch niet zou lukken.
Geconstateerd mag worden dat het wel gelukt is, zij het niet dat dit
beloond kan worden met een 10 maar met een 7 en dat is nog altijd
ruim voldoende. Spreker wil er zijn vreugde over uitspreken, dat de be-
stemming en de entourage aanvaardbaar worden geacht, als zijnde pas-
send in het restauratieplan. Spreker wil eerlijk toegeven, dat ook burge-
meester en wethouders niet helemaal voldaan zijn omdat zij graag een
veel groter plan naar voren hadden willen brengen.
Er zijn drie facetten van dit voorstel genoemd n.l. de cultuur-histori-