25 juni 1964. 148 Wethouder Mevr. Van der Meulen zou graag een duidelijk antwoord willen hebben op de vraag of de mensen die per 1 januari in de maand- ionen zijn gekomen, extra voordeel hebben gehad vergeleken bij de ande- ren en hoe hoog dat bedrag eventueel is. Voor haar persoonlijk hangt daar- van haar definitief oordeel over deze aangelegenheid af. Wethouder Van Wijk meent namens het college te kunnen toezeggen, dat, wanneer bij narekening blijkt, dat het bedrag, dat zij sinds 1 januari tot op heden boven hun vroegere indeling hebben ontvangen, minder is dan het bedrag dat zij in de groepen 7 en 8 zouden hebben ontvangen, het ver- schil zal worden bijbetaald. De heer Brandsma: ,,En als zij minder hebben ontvangen?" Wethouder Van Wijk: „Dan zal dat worden bijbetaald alsof zij in de groepen 7 en 8 waren gebleven." De heer Brandsma: ,,Dat moet toch wel beter geformuleerd worden." De voorzitter lijkt het dan het beste, dat de voorliggende besluiten nu worden vastgesteld waarna door het college nog zal worden nagegaan hoe het financieel precies lag met hen die per 1 januari in de groepen IV en VI zijn ingepast. Dan kan altijd nog in een volgende vergadering het voorstel behandeld worden om hun een overbruggingsuitkering toe te kennen. De heer Brandsma heeft daar geen bezwaar tegen maar spreker meent, dat men nu toch wel moet weten wat er gaat gebeuren. Er is een algemene ioonsverhoging geweest per 1 januari en die hield in, een verhoging van 12-15 Bij die gelegenheid is op landelijk niveau in het g.o. afgesproken, dat voor bepaalde groepen werklieden die in de loongroepen 7 en 8 zaten, een overschakeling naar de jaarwedderegeling zou kunnen plaats vinden! Daar hebben burgemeester en wethouders van de minister van binnen- landse zaken bericht van gehad. Het college heeft daar gevolg aan gege- ven en dat betekende, dat de mensen van de groepen 7 en 8 overgingen naar de groepen IV en VI van de ambtenaren op jaarsalaris. In groep VI is één man ingedeeld en in groep IV ongeveer 20. Nu gaat het er maar om, of deze mensen, als gevolg van het overschakelen naar de jaarwedderege- üng, meer loonsverhoging hebben gehad dan het overige personeel. De wethouder zegt ja, spreker ontkent dat. Wethouder Van Wijk zegt, dat, als ze minder hebben gehad, hij in het college wil voorstellen, het verschil bij te betalen, zodat ze in behandeling gelijk komen met de mensen die toen niet in de maandregeling werden opgenomen. De heer Brandsma: „Met inbegrip van de overbrugging die u voorstelt." Er moet een vergelijking komen tussen de groepen 1 t/m 6 van de ambte- naren op weeksalaris, met inbegrip van de overbruggingsregeling en de groepen IV en VI van de ambtenaren op jaarsalaris, ook met inbegrip van de oyerbruggingsregelingDat verschil moet spreker kunnen zien want dat is de enig juiste maatstafAls het college dat in een rapportje of nota'tje wil neerleggen en in de volgende vergadering ter behandeling wil stellen, is spreker bereid zijn voorstel zolang aan te houden. Wethouder Van Wijk zegt toe, dat deze gegevens in een rapportje zullen worden uitgewerkt. Of burgemeester en wethouders deze gedachtengang al definitief aanvaarden weet spreker op het moment niet. De heer Brandsma: „Dat is de juiste maatstaf. Daar moeten we het wel met elkaar over eens zijn." Wethouder Van Wijlt: ,,Dat weet ik nog niet." De voorzitter zegt dat de raad zich daarover nog niet heeft uitgesproken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1964 | | pagina 11