25 juni 1964. 146 want de stelling van de wethouder is naar sprekers mening niet juist. De wethouder meent, dat de bedoelde groep niet voor een overbrugging in aanmerking komt want zij heeft per 1 januari promotie gemaakt. Spreker wil dan opmerken, dat die promotie heeft bestaan in het feit, dat men van weekloner maandloner is geworden maar de daarmede gepaard gaande salarisverbetering was een gevolg van een loonronde die voor het gehele personeel van kracht was. Spreker had het verschil eigenlijk moeten uit- rekenen want als hij zich niet vergist, zou handhaving van de groepen 7 en 8 voor de mensen nog voordeliger zijn geweest dan overschakeling naar de groepen IV en VI van de jaarwedderegeling. Het is maar een ver- onderstelling die spreker opwerpt, maar hij heeft de indruk, de metho- dieken lagen voor de weekloners wat anders dan voor de maandloners dat hier althans geen extra in zat, zodat men niet kan zeggen dat naast de algemene salarisverbetering die het gehele personeei heeft ontvangen, deze groep nog een extra salarisverhoging heeft gekregen uit de overgang naar de maandloners. Daarom gelooft spreker dat de wethouder de dingen een beetje verwart. Door de wethouder is ook de terugwerkende kracht aangesneden. Het is niet zo, dat dan ook alle vôörgaande gevallen bekeken moeten worden. Spreker gelooft, dat men hier te maken heeft met het verschijnsel dat zich in deze gemeente in twee etappes heeft voltrokken n.l. per 1 januari en per 1 juli dat overal en zeker bij de publiekrechtelijke organen de behoefte leeft, van het systeem van wekelijkse betaling van salarissen af te komen en over te schakelen op maandbetaling. Daar zitten voor de betreffende werknemers consequenties aan vast. Het doet er niet toe of het maandloon dan per 1 januari is ingegaan of per 1 juli ingaat, omdat in wezen dezelfde oorzaak in het geding is. Nogmaals, als er dan in het ver- leden wel eens gevallen zijn geweest, dat iemand van weekloon naar maandloon is verschoven, dan was dat in de constallatie van destijds want toen was er onderscheid tussen de maandloners en de weekloners qua status een overgang van de ene status naar de andere, waaraan voor de betrokkene bepaalde revenuen verbonden waren. Spreker kan het met de beste wil van de wereld niet anders zien dan dat, wanneer hier gelijke monniken in het spel zijn, zij gelijke kappen moeten hebben. Spre- ker vindt het handhaven van de rechtsgelijkheid, die toch in wezen de ondergrond van de discussie vormt, zeer belangrijk. Hij wacht de stem- ming over het ingediende voorstel in alle rust af. De heer Butgers gelooft dat de heer Brandsma „plus royaliste que le roi" is, hetgeen spreker wil vertalen met ,,nog meer bestuurder van een ambtenarenorganisatie dan een bestuurder van de ambtenarenorganisatie". Want wanneer spreker de besprekingen in het g.o. over de overgang van de loongroepen 7 en 8 naleest, dan is toen door de heren van de vakorgani- saties spreker wil graag zeggen, dat de afgevaardigden in het g.o. niet alleen deskundig maar ook met ambitie en voortreffelijk optreden in ieder geval niet met kracht en spreker gelooft eigenlijk helemaal niet, aangedrongen op toekenning van een overbruggingsuitkering. En dat kan men aan die heren toch werkelijk wel overlaten. In het overleg met de organisaties werd een overbrugging dus niet nodig geoordeeld en spreker ziet thans geen reden daarop terug te komen. Wethouder Van Wijk noemt het juist, dat zelfs de bonden en dat zegt toch wel heel wat in januari niet om een overbrugging hebben gevraagd. Zij hebben er naar sprekers mening zelfs niet aan gedacht om deze te vragen. Er was van hun zijde alleen maar waardering voor de vrij forse stap die de gemeente toen heeft gezet. De heer Brandsma spreekt nu van gelijke monniken, gelijke kappen. Hij blijft echter voorbij redeneren aan de omstandigheid, dat een finan- ciële verbetering en een daarmede gepaard gaande andere betalingswijze,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1964 | | pagina 9