158
22 juli 1964
Aertszlaan, heeft toegezegd, dat hij die onder de aandacht van de N.Z.H.
V.M. zou brengen. Dit staat niet in de notulen.
De Voorzïtter herinnert zich ook wel zoiets. In ieder gevai is het inmid-
dels al gebeurd.
De heer Zegwaart verlangt dan geen wijziging van de notulen.
De notulen worden vervolgens, met inachtneming van de voorgestelde
wijziging, zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
II INGEKOMEN STUKKEN
a. goedkeuring door gedeputeerde staten bij besluit van 30 juni 1964, no.
177, van het raadsbesluit d.d. 28 mei 1964, no. 71 „Verkoop grond plan
Glip II".
b. mededeling van gedeputeerde staten d.d. 9 juni 1964, no. 366, dat het
raadsbesluit d.d. 29 april 1964, no. 42 „Tegemoetkoming in ziektekosten
aan gepensioneerde en op wachtgeld gestelde IZA-deelnemers" door
hen voor kennisgeving is aangenomen.
c. verslag kasopneming en controle administratie in het 2e kwartaal 1964:
openbare werken; gas-, duinwater- en elektriciteitsbedrijven.
Overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders worden
de stukken genoemd onder a t/m c, zonder hoofdelijke stemming, voor
kennisgeving aangenomen.
d. verzoek van mevrouw P. J. Kauffmann-van den Haak d.d. 10 juni 1964,
haar met ingang van 1 september 1964 ontslag te verlenen als hoofd-
leidster van de kleuterschool aan de Troelstralaan.
Overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders wordt,
zonder hoofdelijke stemming, besloten, het gevraagde ontslag eervol te
verlenen.
De heer Enschedé zegt een afschrift van een door de heer Hoogeveen
aan de raad gerichte brief, dd. 23 juni 1964, te hebben ontvangen. Spreker
vraagt zich af waarom deze brief, die in de vorige vergadering ook al
niet bij de ingekomen stukken lag, nu niet bij de ingekomen stukken wordt
vermeld.
De Voorzitter neemt aan, dat deze onvoltallige vergadering niet de
meest geschikte werd geacht deze brief te behandelen en daar weilicht een
debat over te houden. Dat kan, gelet op het belang van het onderwerp,
beter in een wat voltalliger vergadering gebeuren.
De heer Enschedé kan zich dat wel indenken, maar hij dacht dat alle
ingekomen stukken op de lijst van ingekomen stukken moeten worden
vermeld en dat dan desnoods besloten zou kunnen worden de behandeling
van een bepaald stuk uit te stellen tot de volgende vergadering.
De Voorzitter: ,,Dat had ook gekund, maar burgemeester en wethouders
waren van mening, dat dit de meest praktische weg was."
De heer Rutgers zou het toch wel op prijs stellen als alle ingekomen
brieven op de lijst van ingekomen stukken van de eerstkomende vergade-
ring worden vermeld ten einde te voorkomen dat b.v. het inzicht van
burgemeester en wethouders over de onvoltalligheid van een vergadering
beslissend is welke brieven al dan niet aan de raad zullen worden voor-
gelegd.
De Voorzitter antwoordt, dat deze gedragslijn in het algemeen ook
wordt gevolgd, zij het natuurlijk met wijsheid voor wat betreft de uitzon-
deringen.