183
27 augustus 1964
mensen er niet kunnen komen. Spreker meent dat de mensen die per
1 januari een verhoging hebben gehad van meer dan 100,per maand,
de overgang van week- op maandsalaris wel hebben kunnen financieren.
Om nu, nu de overgang reeds lang geleden heeft plaats gevonden, alsnog,
als een volkomen in de lucht hangende aangelegenheid, dit douceurtje te
geven, vindt spreker niet juist. Dit zou een soort geschenk zijn. Voor het
overgaan van week- naar maandlonen in juli is in juli iets gedaan, maar
het heeft geen enkele zin voor hen die in januari zijn overgegaan in sep-
tember iets te doen. Spreker zai buiten de strijd om de cijfers blijven die
de heer Brandsma thans voert.
De heer Verkouw heeft in zijn fractie over deze zaak tevoren geen over-
leg met de heer Brandsma kunnen plegen. De wegen die spreker en de
heer Brandsma bewandelen zijn misschien verschillend maar zij komen
wel op hetzelfde punt uit. In de vorige raadsvergadering heeft spreker
over deze zaak een enkel woordje gezegd waarbij hij enige cijfers naar
voren heeft gebracht die nu eigenlijk door de nadere nota van burgemees-
ter en wethouders bevestigd worden. De wethouder was in de vorige ver-
gadering al zover, dat hij bereid was een bepaalde toezegging te doen,
maar de voorzitter heeft toen het verdere verloop in handen genomen en
gezegd: ,,ja, zover is het nog niet. Ik beloof u een rapportje". Het eerste
rapport is door een tweede gevolgd, waardoor de zaak wel wat duidelijker
is geworden maar de oorspronkelijke argumenten van burgemeester en
wethouders niet ondersteunt. In de eerste nota wordt met gemiddelden
gewerkt. Nu is werken met gemiddelden altijd een zeer kwalijke zaak.
Spreker wil er terloops aan herinneren, dat enige weken geleden minister
Witteveen een belastingverlaging heeft aangekondigd. Spreker gelooft dat
geen enkele nederlander nieuwsgierig is geweest naar het gemiddelde van
de belastingverlaging maar dat iedereen, en ook de raadsleden van Heem-
stede, onmiddellijk hebben gekeken hoe hij uit de bus kwam. Spreker zal
het geschil omtrent de 8 prestatiebeloning even laten rusten en zich
beperken tot de eijfers die voor hem liggen. Burgemeester en wethouders
erkennen dan, hetgeen spreker ook in de vorige vergadering heeft gezegd,
dat de vooruitgang van loongroep 7 zelfs lager is dan die van loongroep 6.
Doordat deze groepen dicht bij elkaar liggen zijn de gevoeligheden daarbij
het sterkst. Loongroep 7 is in vergelijking met loongroep 6 4,10 per
maand minder vooruitgegaan. Over een half jaar berekend derhalve 48,
minder. Deze vergelijking wijst uit, dat het niet redelijk is aan de perso-
nen die voorheen overeenkomstig loongroep 7 werden bezoldigd, een week
extra salaris te onthouden ter overbrugging van de moeilijkheden die niet
enkelen, zoals burgemeester en wethouders schrijven, maar een twintigtal
als gevolg van de overschakeling op maandsalaris per 1 januari 1964 gehad
heeft. We mogen dan inmiddels in september zitten maar er is in juni al
over gesproken. Verder argumenteert het college: ,,bovendien moet een
salarisverhoging van ruim 100,per maand, zoals loongroep 7 heeft
ontvangen, toch voldoende zijn geweest om de overbrugging te regelen."
Dit is volgens spreker toch geen wezenlijk argument. Als een werknemer
aan het eind van december een week salaris ontvangt en hij moet dan tot
het eind van de volgende maand wachten mogelijk is het wat eerder
uitgekeerd tot hij zijn nu 100,hoger liggend maandsalaris ontvangt,
dan is dat meerdere bedrag niet voldoende om daarmede de overbrugging
te regelen. Spreker tenminste is blij dat hij niet voor die situatie heeft
gestaan. Tenslotte zeggen burgemeester en wethouders, en spreker kan
daar eigenlijk heel moeilijk over spreken, maar het argument moet blijk-
baar de deur dicht doen: ,,een dergeiijk besluit zal naar onze overtuiging
ook niet de vereiste goedkeuring van hoger bestuur verwerven." Is dat nu
werkelijk een mening die bij het college leeft? Spreker zou juist in dit
geval willen zeggen: ,,gooit u de deur wijd open en laat u het maar door-