26 november 1964 233
ten aanbrengen. Maar alweer; doen zij het niet, dan heeft de raad tegen-
over hen geen machtsmiddel (Art. 216 geeft dit niet)
Toen spreekster deze brief gelezen had dacht zij, dat het een grote
troost voor de burgemeester zou kunnen zijn te weten, dat de macht van
c°llefe do°r deze ook zeer deskundige autoriteit toch hoger wordt
geschat dan hijzelf meende. Anderzijds is het ook voor de raad een grote
troost te weten, dat ai heeft hij dan geen machtsmiddel om burgemeester
en wethouders te dwingen de motie uit te voeren, de goede verhoudingen
m deze raad en het feit dat alle fracties in het coilege van burgemeester
en wethouders vertegenwoordigd zijn, het h.i. toch wel tot een uitzondering
maken, dat het college een motie van de raad naast zich neerlegt. Spreek-
ster zou dan ook in verband met dit advies, namens haar fractie, de burge-
meester willen verzoeken zich nogmaals over deze zaak te beraden en de
twee uitgebrachte adviezen tegen elkaar af te wegen ditmaal in het col-
lege. Zij wil nog even zijn opmerkzaamheid vestigen op het derde
argument van de directeur-generaal, dat haar persoonlijk ietwat komisch
aandoet. Zij zou de burgemeester willen voorstellen om, nadat hij deze
twee adviezen overwogen heeft en in het college heeft besproken, zich
nog een keer te beraden op het al of niet uitvoeren van de motie inzake
het plaatsen van de bordjes: Let op, snelheidscontrole.
De heer Rutgers heeft mevr. Cohen graag het eerst het woord over
deze zaak gelaten omdat hij weet welk een fervent voorstandster zij van
het aanbrengen van de bedoelde bordjes is. Spreker is dat, in tegenstelling
tot emge leden van zijn fractie, niet. Anders dan mevr. Cohen is spreker
niet zo gauw timide tegenover hoge heren in Den Haag en spreker moet
zeggen, dat hij de argumenten van de directeur-generaal ook niet zo
bijzonder sterk vindt. Het derde argument lijkt hem zelfs bijzonder zwak.
Artikel 39 van het Wegenverkeersreglement luidende: „Het is verboden
voorwerpen of inrichtingen, van weike aard ook, welke aanleiding tot ver-
warrmg zouden kunnen geven met verkeerstekens of welke afbreuk zou-
kunnen doen aan de uitwerking daarvan, op, langs of boven de wegen
aan te brengen, te doen aanbrengen of te houden.", is z.i. meer voor parti-
cuheren geschreven en niet voor de gemeentebesturen, zodat het spreker
Iijkt dat raen dit argument rustig naast zich neer kan leggen. Het argu-
ment dat het aanbrengen van een dergelijk bord zou kunnen suggereren
er °P andere plaatsen geen controle is, is destijds één van sprekers
argumenten geweest om tegen de motie te stemmen, maar dat houdt z i
geen verbod m om dergelijke borden te plaatsen. Dat de opsporing van
onder de competentie van de (hulp)officier van justitie
v!" K?re nlet een zo belangrijk argument, want er worden
L gepiaatst met verboden waarvan de opsporingsbevoegd-
heid elders ligt. Spreker kan dan ook de sterkte van de aangevoerde argu-
menten met aanvoelen.
Over de laatste zin van de nota van de burgemeester zou spreker graag
een vraag willen stellen, want hij begrijpt die zin niet. Spreker leest daarin,
dat de burgemeester zichzelf niet bevoegd acht de onderhavige borden te
plaatsen. Maar ook het college van burgemeester en wethouders en de
raad zijn niet bevoegd. Maar wie is dat dan wel Dan kunnen er blijkbaar
helemaal geen borden worden geplaatst. Spreker zou graag ziin vraag be-
antwoord willen zien.
De voorzitter gelooft niet dat het gewenst is over deze kwestie weer
een uitvoerig debat te houden. Mevr. Cohen is eerst geïmponeerd geweest
door de figuur van de directeur-generaal voor de openbare orde en veilig-
heid, die heeft laten weten, dat het z.i. niet juist is dat deze borden
worden geplaatst waarvoor hij drie argumenten aanvoert. Persoonlijk heeft
spreker geen onderscheid gemaakt in de waarde van die argumenten. Als
het derde argument zwak is, neemt spreker dat op de koop toe. Het stand-