270 17 deeember 1964 De heer Rutgers heeft gezegd, dat hij zich in grote trekken met deze begroting kan verenigen. Hij is tot de uitspraak gekomen, dat hij meent, dat het de taak van de raad is, om telkens weer te bezien of de financiering van veel, laat ik liever zeggen van alles, wat door de gemeente moet gebeuren, en met name de werken genoemd in het meerjarenplan, wel verantwoord is. Hij heeft daarbij o.a. het raadhuis ter sprake gebracht. Ik denk dat de heer Rutgers op de vraag van de burgemeester, waarom hij het raadhuis er nu juist heeft uitgepikt, straks wel een antwoord zal geven. De vraag of een uitgave verantwoord is geldt uiteraard voor alle objecten die in het meerjarenplan voorkomen. Ik geloof dat het een vol- komen juist standpunt is, dat de raad niet alleen de taak maar ook de plicht heeft toe te zien op het financiële beleid van de gemeente en dat het inderdaad de opdracht van de raadsleden individueel is om zich, tel- kens weer wanneer er een krediet wordt gevraagd, daarover te beraden, ook wanneer het projecten betreft waartoe in principe al besloten is. Bur- gemeester en wethouders hebben met het meerjarenplan, zoals dat ook in de nota staat, willen schetsen wat zij in de eerstkomende vijf jaar aan grote werken zouden willen doen uitvoeren en daarbij tevens aangegeven welk bedrag daar ongeveer mee gemoeid zal zijn. Maar burgemeester en wethouders hebben er van afgezien om op dit moment reeds een schema voor de financiering van deze werken op te stellen. Er zitten natuurlijk in dit plan grote onzekerheden. Er zitten echter ook onzekerheden in de financiële constellatie van de gemeenten in het algemeen en van Heem- stede in het bijzonder. Wij weten nu eenmaal van jaar tot jaar niet nauw- keurig waar wij met de gemeente financiën aan toe zijn. Zoals de heer Van der Hulst al gezegd heeft, is er niet een nauwkeurige opgave van de situatie der inkomsten en uitgaven, maar dat kan ook niet, want hierbij tast men in het duister. Wij moeten in verband met de financiële verhou- ding met het rijk, hoewel niet in alle opzichten maar wel vaak op bepaalde ramingen afgaan. Er zitten dus in de financiële toestand van de gemeente onzekerheden. Bovendien bestaan er onzekerheden doordat bij deze projecten vaak zaken aan de orde zijn welker uitvoering afhangt van vergunningen van hogerhand. Burgemeester en wethouders hebben zich dan ook op het standpunt gesteld, hetgeen ook in de nota is vermeld, dat zij tijdig als zij zien dat een object in een bepaald jaar kan worden uitgevoerd, met een financieringsplan voor dat object zullen komen. Ik dacht dat dit onder de huidige verhoudingen een gezondere toestand zal scheppen dan wanneer burgemeester en wethouders nu voor 5 jaar een volledig plan op tafel gaan leggen voor de financiering van een hele rij van werken, waarvan niet gezegd kan worden wanneer zij aan de orde komen en waarvan boven- dien niet kan worden aangegeven welke ruimte daarvoor in de gemeente- begroting beschikbaar zal zijn. Er is dus geen sprake van dat burgemees- ter en wethouders geen open kaart zouden willen spelen. Trouwens burge- meester en wethouders zullen wel open kaart moeten spelen want de raad moet voor alle objecten en projecten de kredieten beschikbaar stellen. Burgemeester en wethouders stellen het dus zo, dat zij graag tijdig, maar afgestemd op de mogelijkheden van een overzienbare periode, met een financieringsplan zullen komen. Wanneer de heer Rutgers zegt, dat zijn fractie op het moment dat burgemeester en wethouders zeggen dat het raadhuis kan worden uit- gebreid, wil bezien hoe de financiering van dat project kan worden gere- geld, dan kan ik hem daar geen ongelijk in geven. Daarop kan ik niet anders zeggen, dan dat burgemeester en wethouders tijdig een financie- ringsplan voor het raadhuis aan de raad zullen overleggen en dan heb ik er volledig vertrouwen in, dat burgemeester en wethouders een plan zullen voorleggen dat aanvaardbaar is. Ik wil er nog wel bij zeggen dat het college geen voorstel tot financiering van de raadhuisbouw zal doen, wan-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1964 | | pagina 26