17 december 1964
271
neer het meent dat de gemeente-financiën door een dergelijk voorstel
niet gezond zouden blijven. In dit verband wil ik de raad er op wijzen ,dat
op blz. 4 van het meerjarenplan o.a. gesproken wordt over het wetsont-
werp inzake verruiming van het gemeentelijk belastinggebied, dat bij de
Staten Generaal in behandeling is. Indien dit wetsontwerp wordt aan-
vaard, verwerft de gemeente de bevoegdheid zelf de opcenten op de grond-
en personele belasting vast te stellen en te ontvangen. Dat zou bij gelijke
hoogte van de opcenten zoals die nu worden geheven, een bedrag van
330.000,opleveren. Dat is dus een post die niet over het hoofd moet
worden gezien. Daaruit zou de financiering van een gedeelte van onze
plannen al mogelijk zijn.
De heer Rutgers heeft verder gezegd, dat in de begroting nog geen
rekening is gehouden met rente en afschrijving voor het politiebureau of
voor het raadhuis. Dergelijke posten worden echter pas in de begroting
opgenomen wanneer de projecten klaar zijn. Voor het politiebureau wordt
dus het volgend jaar een post in de begroting geraamd.
De heer Rutgers heeft ook gewezen op de financiering van de uitgaven
voor woningbouw en de aankoop van gronden. De woningbouw wordt ech-
ter door het Rijk gefinancierd en de grondaankopen worden of verwerkt
in de objecten die daarop worden gesteld of zij worden weer verkocht. Dit
zijn dus geen onrendabele kosten maar rendabele kosten. Ik geloof dat
deze opmerking van de heer Rutgers niet helemaal juist was.
De heer Verkouw heeft niet begrepen dat de liberale ministers uit het
kabinet, zo bijzonder voor belastingverlaging waren geporteerd. Ik moge
de heer Verkouw er dan op wijzen, dat de gehele fractie van de P.v.d.A.
in de Tweede Kamer unaniem vöôr de belastingverlaging heeft gestemd
en dat het dus niet alleen de liberalen zijn geweest die deze belasting-
verlaging hebben bewerkstelligd. Belastingverlaging is de meest billijke
loonsverhoging, want deze loonsverhoging werkt niet door in de prijzen
en werkt zodanig, dat het gehele nederlandse volk daarvan profijt trekt.
De belastingverlaging die nu tot stand komt heeft twee facetten. In de
eerste plaats is de onbillijke progressielijn die al heel lang in de loon- en
inkomstenbelastingtarieven zat, gedeeltelijk weggenomen, een onbillijk-
heid die ook vorige kabinetten al inzagen maar die uit een na-oorlogse
nood geboren was. Verder is er in deze belastingverlaging vooral gedacht,
en ik wil dat nog eens met nadruk zeggen, aan de lagere en middelbare
inkomens. Het is dus bepaald niet zo, dat hier sprake is van een sociaal
onrechtmatige belastingverlaging, die iets anders zou betekenen dan een
billijke verhoging van het loon, waarvoor door de fractie van de heer
Verkouw toch altijd zo bijzonder ijverig wordt gewerkt.
Wanneer gesproken wordt over de algemene financiële situatie van de
gemeenten, dan wil ik er nog eens op wijzen, dat er een algemeen lande-
lijk financieel economisch beleid wordt gevoerd waaraan ook de lagere
overheden hun medewerking moeten verlenen. Ik geef toe dat de gemeen-
ten wensen en dringende behoeften hebben, maar met name de minister
van binnenlandse zaken heeft toegezegd, dat dit jaar de mogelijkheden tot
verruiming van de gemeentelijke financiën zullen worden onderzocht .Dat
betreft dan dat het gemeentelijk belastinggebied nader zal worden bezien.
Hierbij moet men toch ook wel goed in het oog houden, dat er een aantal
gemeenten zijn die het voor de regering niet gemakkelijk maken op deze
manier tewerk te gaan, omdat zij met hun financiën niet zo bijzonder
verantwoordelijk omspringen.
De heer Enschedé heeft gevraagd nog eens te denken aan het gebruik
van grafieken om de verandering van verhoudingen van uitgaven ten op-
zichte van het totale bedrag in verschillende jaren duidelijker weer te
geven. Het is natuurlijk niet zo dat van een gemeente-begroting een beeld-
roman kan worden gemaakt, maar ik geef toe dat bepaalde gegevens
misschien middels grafieken duidelijker voor ogen kunnen worden gesteld.